dinsdag 16 februari 2010

KLOPPINGEN

De geschiedenis van het Spiritualisme is sinds het ontstaan midden 19de eeuw een kleurrijke bedoening geweest. Nadat in 1848 in het huis van de familie Fox in Hydesville, N.Y. de (klop)geest van een vermoorde marskramer zich manifesteerde en spiritistische verschijnselen kort daarop de wereld veroverden, werden de zusjes Kate en Maggie natuurlijk voortdurend van bedrog beschuldigd. Ze werden ontkleed, vastgebonden, bespied, beluisterd en beledigd door alles wat er in die tijd aan 'deskundigen' rondliep, en ieder dacht er het zijne van en gaf er zijn mening over.
Hardnekkige geruchten dat de meisjes het luide geklop met tenen en knieën veroorzaakten werden door sceptici 'bewezen' geacht. Hoe die kinderen dat dan deden, en hoe merkwaardig hun gewrichten dan wel niet zouden moeten functioneren, vroeg blijkbaar niemand zich af. En ging de ene theorie niet op dan bedacht men wel een andere, als het maar geen geesten waren!
In 'Het Toekomstig Leven' van juli 1900 vond ik een stukje uit een in die tijd gevoerd debat: de ervaring van een 'bekeerling' onder de velen die op ontmaskering van de zusjes uit waren. De 'hooggeplaatste' criticus doet zijn prachtige verhaal aan zijn vriend, de predikant Mozes Hull, die we hier aan het woord laten. Aan spelling en taal is niets veranderd.

"Een hooggeplaatst man te Rochester. N.Y. zeide: Die kloppingen worden door machinerieën veroorzaakt. Ik wil het ontdekken! Ik ga naar Washington en door tusschenkomst van de senator zal ik een introductie tot deze meisjes verkrijgen, onder omstandigheden, die mij in staat zullen stellen hen te ontmaskeren. Hij deed dit en verhaalde mij het resultaat in een privaatgesprek. Hij zat (bij de zusjes Fox) aan tafel en deed precies, wat zij zeiden. Zijn hand op de tafel plaatsend, verwachtte hij de kloppingen op de tafel te hooren en de machine te grijpen. In plaats daarvan kwamen zij op den rug van zijn stoel. Hij riep: "Hola! Ik heb een stoel gekregen, welke een machine bevat! Ik moet dien stoel hebben, het kostte wat het wille." Hij nam den stoel, keerde hem om en om, en trachtte het werktuig te vinden, maar kon het niet ontdekken. Hij zeide: "Ik zal het nog eens beproeven." Daarna werden kloppingen gehoord op de kachel, op de kachelpijp. "Hola, daar is een machine in!" Weder werd onderzocht. Dan kwamen de kloppingen boven zijn hoofd aan de zoldering. Nogmaals onderzocht. Daarna op den vloer, enz. Eindelijk, zeide hij, kwamen de kloppingen in elk meubelstuk van de kamer. Na dat alles vroeg hij: "Geesten, als gij bestaat, ik weet niet wat dit is. Ik kwam hier volkomen zeker dat het een truc was en dat ik het zeker zou ontdekken. Ik ben voldaan, ik had ongelijk. Wilt gij mij het genoegen doen voor mij te kloppen, waar gij nog nooit kloptet voor iemand op de wereld?" En hij zeide, dat de kloppingen even duidelijk kwamen op twee zijner voorste tanden, waarop zij nog nimmer in deze wereld gehoord waren. Broeder Hull, besloot hij, ik weet dat er geen machine in mijnen mond was, om dit te kunnen doen.

Geen opmerkingen: