dinsdag 16 februari 2010

HEIMWEE NAAR HET PARADIJS

Het idee dat de aarde hol is en er zich onder onze voeten misschien van alles afspeelt is een oud concept, waarin sprookjes, legenden, mythen en modern geloof zich moeiteloos vermengen.
Sinds Admiral Byrd in 1926 over de Noordpool vloog en in 1929 over Antarctica en daar volgens zijn verslagen een een land ontdekte en exploreerde, heeft de Holle Aarde theorie een oppepper gekregen, vooral bij mensen die er toch al in geloofden. Maar nieuw was het idee zeker niet.
Boeken vol zijn erover geschreven. En het idee is zo gek nog niet, want in feite weten we maar heel weinig zeker over wat er in de diepte ligt. Tot een kilometertje of drie kunnen we in de aarde boren, maar het middelpunt van onze bol ligt aanzienlijk dieper, en wat zich daar afspeelt blijft dus giswerk.
Maar daar wilde ik het niet echt over hebben.
Ik kwam erop omdat ik in The Theosophist van 1881 een mooi verhaal vond dat sprookjesachtig aandoet, maar in 1880 verteld werd aan de schrijver door iemand die het zelf had meegemaakt.
Waar of niet waar, soms is letterlijke waarheid niet waar het om gaat.

De geschiedenis gaat over Moulvee, een leraar in Ghazeepoor in India die een leerling heeft - laten we hem Suvi noemen - met wie hij een goede band krijgt. Omdat de jongen zegt dat zijn vader ergens anders woont en Moulvee die vader graag wil ontmoeten, neemt Suvi hem mee op een tocht die hen ver van de bewoonde wereld wegleidt.
Moulvee begrijpt er niks van. Tot Suvi blijft staan en Moulvee laat zweren dat wat hem zal worden onthuld geheim blijft. Mocht hij ooit tegen anderen z'n mond voorbij praten, dan zal hij met blindheid geslagen worden.
Moulvee belooft dat met z'n hand op z'n hart. Dan blijkt er een valluik in de aarde te zijn dat Moulvee tot dat moment niet kon zien. Ze gaan er door naar binnen, dalen een trap af en zie, daar ligt de stad van de Jinnaths, die er uitziet als een stad boven de grond, met alles erop en eraan, maar een stuk vrediger en vrolijker.
Via de vader van de jongen wordt de leraar met gunsten overladen, en lange tijd gaat hij op en neer tussen beide werelden en z'n levensstandaard neemt daardoor aanzienlijk toe.
Dat valt op, en z'n buren beginnen hem te jennen hoe hij aan die rijkdom komt.
In een vlaag van verstandsverbijstering vertelt hij zijn geheim, en neemt zelfs een vriend mee naar het valluik, dat natuurlijk in geen velden of wegen meer te vinden is.
Sterker nog: Moulvee wordt acuut met blindheid geslagen.

Dit verhaal heeft alle elementen van sprookjes in zich: de belofte die gebroken wordt, de rijkdom die iemand de das om doet, het verdwijnen van de 'gouden wereld' . Of we die wereld nou Shangri-la, Agartha, Tir n'a-Nog, Rivendel of paradijs noemen - het is een kwetsbare wereld die bedreigd wordt door ons ongeloof, onze hebzucht en onze domheid. De confrontatie loopt nooit goed af, en als dat wel zo is, dan horen we niets meer van de gelukkige.
Die werelden tonen zich aan de zuiveren van hart: de mist trekt op, de opening wordt zichtbaar, de rotswand schuift opzij.

Of Moulvee en Suvi echt hebben bestaan doet eigenlijk niet ter zake. Bijzonder vind ik dat in alle culturen dit soort verhalen op de een of andere manier schijnen te bestaan, als ingegeven door een nooit te stillen heimwee naar een wondere wereld achter de mist die ons stervelingen scheidt van onze ware, diepste bestemming.

Geen opmerkingen: