vrijdag 12 maart 2010

ZACHTE STENEN

Hoe de piramides van Egypte gemaakt zijn weten we niet. Tientallen theorieën zijn er intussen op losgelaten hoe die gigantische blokken steen met primitieve middelen en een grote hoeveelheid mankracht op de juiste plaats zijn terechtgekomen.
Dat we maar weinig weten over de technologieën van oude beschavingen wordt keer op keer door vondsten bevestigd, ook al geven de leerboeken kant en klare theorieën alsof er geen enkele twijfel mogelijk is.
Ik denk dat wij in onze verklaringsdrift altijd uitgaan van wat wij aan oude en nieuwe technieken kennen.
Maar allicht zijn er in de oudheid technieken geweest die wij vergeten zijn en waar we dus niet opkomen.

Van alternatieve zijde is veel gespeculeerd over geluid als bron van levitatie. Niet alleen van de stenen in Egypte, maar ook van andere 'bovenmenselijke' bouwwerken. Best mogelijk. Verhalen uit het oude Tibet bevestigen zo'n techniek, en in modernere tijden hebben bijvoorbeeld John Worrell Keely (1827-1898) en John Hutchison (1945 - ) met succes geexperimenteerd met geluid en magnetische velden om de zwaartekracht op te heffen. Wat John Hutchson betreft: zie YouTube.
Het kan dus. Of de Egyptenaren dat wisten zullen we nooit weten.

Meer recent is er gespeculeerd over het gieten van stenen. De piramides zouden gedeeltelijk gebouwd zijn met stenen die als een soort cement gegoten werden, op de plaats zelf. Dat voorkwam een hoop gesjouw, en het zou ook verklaren waarom de stenen vaak zo ongelofelijk goed op elkaar aansluiten. Dat fenomeen zien we ook in Zuid America, bij de bouwwerken van de Inca's.
Even googelen onthult dat er onderzoek is gedaan met een electronen microscoop, waardoor de cement theorie bevestigd lijkt. Niet dat de klassieke Egyptologie z'n dogma's daardoor zal laten wankelen.

Maar nu we het toch over stenen hebben: er is een boek 'Lost Trails, Lost Cities' van de zoon van kolonel P.H.Fawcett (1867 - ±1925, op de foto), de man die op zoek was naar verdwenen legendarische steden in het regenwoud van Zuid Amerika, en daarbij zelf en zijn hele expeditie spoorloos verdween. Zijn zoon Brian schreef het boek aan de hand van de brieven en notities van zijn vader.
En daar vinden we dit (ingekorte)verhaal, opgetekend uit de mond van een van de indianen uit het gezelschap:

"Een paar jaar geleden werkte ik in een mijnbouw kamp in de Andes van Centraal Peru.
Zo nu en dan maakten we oude pre-Inca graven open om te zien of er waardevolle dingen te vinden waren. Op een oude begraafplaats aten we wat en dronken pisco (een sterke borrel). Een van de mannen werd stom dronken.
Hij vond in een graf een flesje met een vloeistof. Denkend dat het pisco was, wilde hij het een andere indiaan door de keel gieten. Die stribbelde heftig tegen. Hij wist dat er geen pisco in de fles zat maar iets heel anders, en dat maakte hem wild van angst.
In de strijd viel de fles om en de vloeistof kwam op een grote steen terecht.
Toen de indiaan die het verhaal vertelt de steen later inspecteerde, was de vloeistof verdwenen maar de steen was zo zacht als was geworden, alsof hij door de hitte was gesmolten."

Zou het kunnen zijn dat oude culturen het bestaan kenden van een extract dat steen kan doen 'smelten'?
Helaas is er nergens anders sprake van zo'n vloeistof; het fragment uit het boek van Fawcett schijnt het enige te zijn. Niettemin: een intrigerend verhaal.
Stel dat het waar is.
Wat weten we eigenlijk wèl zeker?

Geen opmerkingen: