We kennen het wel: beelden van mensen die in een lange rij ter verruiming van het bewustzijn over een paar meter vurige kolen lopen. Dat lijkt volkomen gestoord, want wie zoekt er nou zulke risico's vrijwillig op.
In werkelijkheid zijn de risico's niet zo groot. We kunnen onze vinger door een kaarsvlam halen en zelfs onze tong een fractie op een gloeiende plaat leggen zonder gevaar voor verbranding (heb ik me laten vertellen).
Kortom: als het contact met de kolen en de af te leggen weg maar kort genoeg is, dan kan onze huid dat contact ongeschonden overleven.
Tenzij iemand natuurlijk struikelt of gekke dingen gaat doen.
Kunnen we nu opgelucht roepen dat al die vuurlopers dus niks voorstellen?
Nee, dat kunnen we niet.
Want vuur blijft vuur, en gevaarlijk is het altijd.
Maar bovendien is er nog een andere vorm van dit ritueel, en dat is met de wetten van onze natuurkunde niet weg te wuiven.
Die vorm is er een die vooral in oorspronkelijke culturen voorkomt. Daarbij gaat het om onverklaarbare ongevoeligheid voor vuur.
In het Oude Testament komen we zoiets ook al tegen: in het boek Daniël, hfst. 3: 19 -30.
De jongelingen Sadrak, Mesak en Abednego willen niet buigen voor de afgodsbeelden van Nebukadnessar, en worden in het vuur geworpen. Maar spoedig klinkt hun lofzang uit de vlammen, en de mannen die hen ter dood wilden brengen worden zelf het slachtoffer. Mooi verhaal, en zoals wel meer verhalen in de bijbel, niet helemaal uit de lucht gegrepen.
In de geschiedenis van het Spiritualisme is er bijvoorbeeld die wonderlijke figuur van Daniel Dunglas Home (1833-1886), die het bestond om met zijn blote handen kolen uit het vuur te vissen en zijn vingers zonder probleem enige tijd in de vlammen kon houden. Geen blaartje te zien. Nog vreemder: ook anderen konden dat, mits ze door hem vastgehouden werden. Zijn kracht was overdraagbaar.
En zo schijnt het in sommige vuurrituelen ook te werken.
Vincent Gaddis schrijft in 'Mysterious Fires and Lights' over verschillende gevallen van overdraagbare immuniteit.
Een professor Stephenson, professor in Japan, was getuige van een Shinto ritueel in Tokyo waar de secteleden een afstand van 30 meter door gloeiende kolen liepen. De professor wilde het zelf proberen, maar de priester legde hem uit dat hij dan eerst geprepareerd diende te worden. In de tempel werd er een ritueel verricht, zout over zijn hoofd gestrooid, en vervolgens was hij in staat op zijn gemak de afstand te lopen, zonder zelfs het gevoel te hebben dat zijn voeten heet werden.
In "Het Toekomstig Leven' van september 1902 kom ik het volgende tegen:
"Vader Ito, de hoogepriester der vuurgodin Hinaui-te-Aara, gaf onlangs te Honolulu een openlijk bewijs zijner onkwetsbaarheid voor vuur. Een groote vierkante ruimte werd daartoe uit den grond gegraven en met 12 vaam hout en 10 ton fijne lava gevuld. Zes uren voor de plechtigheid werd het hout ontstoken en deden de opstijgende vlammen de lava ontgloeien. Nadat het hout verbrand was en de steenen zooverre gezonken waren, dat zij het gewicht van den vuurganger konden dragen, trok Ito zijne schoenen uit, legde een krans om het hoofd en ging, zacht gebeden murmelend, met bloote voeten over de rood-gloeiende steenen. Volle vier minuten duurde de marsch. Honderden personen woonden de plechtigheid bij, waaronder artsen, die de voeten van den hoogepriester voor en na de ceremonie nauwkeurig onderzochten en hunne onbeschadigdheid constateerden."
De Kahuna's van Hawai'i, priesters bekend met de oude magische praktijken, weten alles van vuur. Dat is ook te hopen, want sommige eilanden van Hawai'i zijn meer vulkaan dan land.
Max Freedom Long schrijft in 'The Secret Science Behind Miracles' over een vuurritueel dat zich afspeelde op de alomtegenwoordige lava. Een daar werkzame bioloog was een van de genodigden.
Hij weigerde zijn laarzen en sokken uit te trekken. De Kahuna's vonden dat vermakelijk: "Pele (de godin van de vulkanen) spaart de voeten maar niet de laarzen". Dat bleek zo te zijn.
Een van de Kahuna's sloeg met een bosje ti - bladeren op de roodgloeiende lava en begon te lopen. De afstand was zeker 50 meter. Iemand gaf de goede bioloog een zet, en om niet met z'n neus in de lava te vallen begon hij te rennen. Na een paar stappen waren de zolen van zijn laarzen gesmolten en zijn sokken geschroeid, maar toen hij met bonzend hart aan de overkant aankwam, bleken zijn voeten ongedeerd.
In 1922 waren een aantal Engelsen getuige van een Islamitisch vuurritueel in Mysore, India.
Een priester ging een groep mannen voor door een sleuf gevuld met gloeiende kolen. Nadat er gedroogde palmbladeren op gegooid waren laaiden de vlammen hoog op. De priester werd gevolgd door muzikanten waarvan sommigen muziekpapier aan hun instrumenten hadden. Voor de tweede keer liep de processie over de kolen, maar deze keer kwamen de vlammen tot aan hun gezicht. De stoet bleef ongedeerd, net als hun instrumenten en papieren. Twee van de Engelsen liepen mee. "We voelden dat we in een fornuis liepen, maar het vuur heeft ons niet verbrand", zeiden ze.
En dan denk ik weer aan Sadrak, Mesak en Abednego...
In Rarotonga, een eiland vlakbij Tahiti, gaf de leider van een vuurprocessie zijn bundel Ti- bladeren aan een aanwezige blanke, daarmee zijn 'mana' overdragend. De instructie was: "kijk niet om" Daarna kon de blanke samen met enkele vrienden over de hete stenen lopen zonder gevaar.
Maar een van hen kon het niet laten toch achterom te kijken, en verbrandde daarbij ernstig zijn voeten.
Herinnerend aan het oude verhaal van de vrouw van Lot, en van Orpheus en zijn Euridice.
Uiteindelijk komt het steeds weer neer op vertrouwen in een magische werkelijkheid; in machten die ons overstijgen.
zondag 18 juli 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten