maandag 12 juli 2010

HOCUS POCUS

Een term die we allemaal kennen maar waarvan niemand precies schijnt te weten waar hij vandaan komt. Voedsel voor speculatie dus.
In de 16de eeuw werden goochelaars in Europa collectief 'Hocus Pocus' genoemd.
Dat kan zijn afgeleid van een zekere Ochus Bochus , een bedrieger uit de Noorse folklore, maar waarvan niet vaststaat of hij werkelijk heeft bestaan. Sommigen denken dat zijn naam weer ontleend was aan de Griekse God Bacchus, die ook een behoorlijke grappenmaker was.
Hoewel ik dat niet kan vinden, zou ik me kunnen voorstellen dat ook het Engelse woord 'bogus' - flauwekul, onzin, afstamt van dezelfde wortel.

Er zijn ook speculaties dat Hocus Pocus een verbastering is van de eucharistisch latijnse phrase 'Hoc est corpus Domini' - dit is het lichaam van de Heer. De gelovigen meende dat er ook werkelijk 'transsubstantiatie' plaatsvond van de ouwel naar een stuk 'Lichaam van Christus' , dus dat was behoorlijk magische hocuspocus.
Het Latijn bleef een magische - en onbegrepen - taal
De Reformatie deed daar wat aan en schafte het Latijn, de Eucharistie, en daarmee ook de magie af.
Men parafraseerde de latijnse zin tot 'hocus pocus Dominicus', of klankvoller 'Hocus Pocus Dominocus' .

Ook zijn er misschien ethymologische verbanden met de Welsh 'Hovea Pwca' , de tricks van de Pooka, een traditionele shape-shifter; in Shakespeare's 'De Storm' geportretteerd als 'Puck' .
Hovea Pwca zou dan weer de oorsprong van het woord 'hoax' zijn.

Dat de term oud is bewijst een boek uit het museum van David Copperfield uit 1654, met de titel Hocus Pocus.
http://www.dcopperfield.com/flash/main.html

Zoals zo vaak in dergelijke gevallen van gevestigde uitdrukkingen is de oorsprong moeilijk vast te stellen, en menigmaal een mengsel van verschillende invloeden, die zich uiteindelijk kristalliseren in een enkel begrip dat de taal binnentreedt en er niet meer uit weg te denken is.

Geen opmerkingen: