Een Islamitische parabel
Toen Hazrat Junaïd Baghdadi als pelgrim op weg was naar Mekka, vond hij een hond die zwaar gewond was.
De poten van het dier zaten vol bloedende wonden, maar de heilige man nam hem in zijn armen om hem naar een waterput te dragen waar hij de wonden van de hond wilde verzorgen.
Dat zijn kleding door het bloed besmeurd werd deerde hem niet.
De pelgrim moest eerst een stuk woestijn oversteken voor hij bij een kleine oase kwam waar water te vinden was. Maar het bleek dat de put geen touw had en ook geen emmer.
Hazrat Junaïd verzamelde wat grote bladeren en vlocht daar een soort emmer van, terwijl hij zijn tulband gebruikte als touw. Maar de streng van zijn tulband was niet lang genoeg om bij het water te raken, dus trok hij zijn hemd uit om het 'touw' te verlengen.
Tenslotte knoopte hij er ook zijn broek aan vast, en toen kon hij bij het water komen.
De heilige man waste de wonden van de hond en verbond hem met repen van zijn hemd.
Met de hond in zijn armen liep hij nog een eind verder tot waar de moskee stond.
Daar vroeg hij de Mullah: "zorg alsjeblieft voor deze hond tot ik terug ben gekeerd uit Mekka. Wees niet bang, broeder, dat ik de hond hier achter wil laten, want ik kom hem zeker weer ophalen."
Die nacht toen Hazrat Junaïd sliep, verscheen hem in een visioen een stralende engel, die zijn handen zegenend over de pelgrim uitstrekte, en zei: "O Junaïd, je pelgrimage naar Mekka is al volbracht. Je hebt je liefde voor Allah getoond door deernis te hebben voor een van zijn schepselen, zonder daarbij je eigen belang voorop te stellen.
Dus nu, broeder, is het aan jou of je nog verder wilt reizen naar Mekka.
Wat God betreft - die is al erg tevreden over je. Want toewijding aan Hem en al zijn schepselen is hem veel liever dan 100 pelgrimstochten."
maandag 5 juli 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten