Siddharta bukte zich, en raapte een steen van de grond op, die hij in zijn hand woog.
'Dit hier' , zei hij al spelend, 'is een steen, en hij zal als zijn tijd gekomen is misschien aarde zijn, en van aarde zal hij plant worden, of dier, of mens. Nu zou ik vroeger gezegd hebben: 'Deze steen is gewoon maar een steen, hij heeft geen enkele waarde, en hij hoort thuis in de wereld van Maya; maar, omdat hij misschien in de kringloop der veranderingen ook mens en geest worden kan, daarom zal ik hem ook achting toekennen. '
Zo zou ik vroeger waarschijnlijk gedacht hebben. Maar nu denk ik: 'deze steen is steen, hij is ook dier, hij is ook God, hij is ook Boeddha. Ik voel geen verering of liefde voor hem omdat hij eens dit of dat zou kunnen worden, maar omdat hij alles al lang en altijd is - en juist het feit dat hij een steen is, dat hij mij op dit moment, op dit ogenblik als steen verschijnt, juist daarom houd ik van hem, vind ik waarde en zin in elk van zijn aderen en holtes, in zijn geel, in zijn grijs, in zijn hardheid, in de klank die ik hoor wanneer ik hem beklop, in de droogte of vochtigheid van zijn oppervlak.
Er zijn stenen die als olie of zeep aanvoelen, en andere voelen als bladeren aan, weer andere als zand, en elk van hen is iets bijzonders en bidt het 'Om' op zijn eigen manier.
Elk van hen is Brahman, maar tegelijkertijd en in dezelfde mate is hij steen, is hij olieachtig of als zeep, en juist dat vind ik prachtig, komt mij voor als een wonder en is daarom waard om in aanbidding beschouwd te worden.'
'Dit hier' , zei hij al spelend, 'is een steen, en hij zal als zijn tijd gekomen is misschien aarde zijn, en van aarde zal hij plant worden, of dier, of mens. Nu zou ik vroeger gezegd hebben: 'Deze steen is gewoon maar een steen, hij heeft geen enkele waarde, en hij hoort thuis in de wereld van Maya; maar, omdat hij misschien in de kringloop der veranderingen ook mens en geest worden kan, daarom zal ik hem ook achting toekennen. '
Zo zou ik vroeger waarschijnlijk gedacht hebben. Maar nu denk ik: 'deze steen is steen, hij is ook dier, hij is ook God, hij is ook Boeddha. Ik voel geen verering of liefde voor hem omdat hij eens dit of dat zou kunnen worden, maar omdat hij alles al lang en altijd is - en juist het feit dat hij een steen is, dat hij mij op dit moment, op dit ogenblik als steen verschijnt, juist daarom houd ik van hem, vind ik waarde en zin in elk van zijn aderen en holtes, in zijn geel, in zijn grijs, in zijn hardheid, in de klank die ik hoor wanneer ik hem beklop, in de droogte of vochtigheid van zijn oppervlak.
Er zijn stenen die als olie of zeep aanvoelen, en andere voelen als bladeren aan, weer andere als zand, en elk van hen is iets bijzonders en bidt het 'Om' op zijn eigen manier.
Elk van hen is Brahman, maar tegelijkertijd en in dezelfde mate is hij steen, is hij olieachtig of als zeep, en juist dat vind ik prachtig, komt mij voor als een wonder en is daarom waard om in aanbidding beschouwd te worden.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten