vrijdag 28 mei 2010

MET HET HART

Het lijkt tegenwoordig de vanzelfsprekendste zaak van de wereld: als men geen overwegende bezwaren van religieuze aard heeft, staat men bij zijn overlijden zijn organen af aan wie daar behoefte aan heeft.
Niet meegaan in die trend, als gever of als ontvanger, wordt een beetje asociaal gevonden.
Toch is er alle reden om goed na te denken voor men besluit zich te laten transplanteren, of organen 'na te laten' , redenen waarover door artsen en voorlichters niet wordt gerept en waar de meeste mensen helemaal niets over weten.
Nu transplantaties veelvuldig worden uitgevoerd en veel mensen dus verder leven met organen van een ander, blijkt regelmatig dat donororganen méér consequenties voor de ontvanger kunnen hebben dan een prettige verlenging van het leven.

De laatste jaren komen steeds vaker verhalen aan het licht van mensen die na transplantatie van een nier, lever of hart, het wonderlijke gevoel hebben dat hun smaak, hun voorkeur, hun talenten en zelfs hun herinneringen niet langer meer alleen die van henzelf zijn.


In sommige gevallen is die beleving zo acuut en verontrustend dat de ontvanger zich wel de vraag móet stellen waar die 'oneigen' gevoelens vandaan komen.
Omdat de ontvanger meestal niet weet van wie het gedoneerde orgaan afkomstig is, kan er in de regel geen sprake zijn van projectie of inbeelding. De man die van een hardrocker plotseling veranderde in een groot liefhebber van vioolmuziek, kon niet weten dat zijn donor een student aan het conservatorium was geweest, die op weg naar vioolles was verongelukt.
Noch lag het voor de hand dat de blanke racist die in het bedrijf waar hij werkte nooit met gekleurde mensen omging, zich na een harttransplantatie plotseling onverklaarbaar aangetrokken voelde tot zijn zwarte collega's. Speurwerk leverde de verklaring: zijn donor was een zwarte jongen geweest.
Het aantal voorbeelden groeit, en in Amerika, en misschien ook wel in Nederland zijn er zelfhulpgroepen van mensen die met identiteitsproblemen kampen nadat ze een donororgaan hebben ontvangen. Het gevoel 'nooit meer alleen' te zijn is vrij algemeen.

De wetenschap is dit bizarre bijverschijnsel van transplantatie niet ontgaan, maar de verklaring valt nog niet mee.

Voor de meeste artsen is het een kwestie van inbeelding, en iets wat de zegeningen van de kans op een nieuw leven niet in de weg mag zitten. Het gaat tenslotte om leven, en wie dood is, is dood.
Of toch niet helemaal misschien?
Het is een feit dat we van de energetische kant van ons functioneren nog lang niet alles begrijpen. Sommige meer alternatief gerichte wetenschappers (b.v.Candace Pert, Gary Schwarz) zijn er van overtuigd dat ons geheugen niet alleen is opgeslagen in ons brein, maar in het hele psychosomatische netwerk van ons lichaam.
Dus ook in onze organen.
Zolang die in leven zijn, in ons eigen of in andermans lichaam, blijft er iets van onze persoonlijkheid en ervaringen actief. Cellen communiceren met elkaar. De levende cellen van het donororgaan zien blijkbaar kans de opgeslagen informatie door te geven aan ons bewustzijn.
Er zit nog een andere kant aan, die nog minder acceptabel is, zeker voor niet-spiritisten, maar die wel eens ongelofelijk belangrijk zou kunnen zijn: wat gebeurt er met de donor? Kan die, zolang zijn hart en wezen leeft in het lichaam van een ander, wel verder, of blijft hij gebonden aan wat van hem was, zolang de ontvanger leeft?
Dat zijn moeilijke vragen, maar ze kunnen opeens heel actueel worden wanneer we zelf voor een beslissing komen te staan, wat betreft ons zelf of onze dierbaren.
Nog bizarder wordt het als we bedenken dat er plannen zijn om varkens te gebruiken als donor, zodat het tekort aan organen kan worden ingelopen. Wat zal daar het gevolg van zijn, nog los van de ethische kwestie of we daar andere levende wezens voor mogen gebruiken?

Onlangs las ik iets wat me zeer verraste. In een boek uit 1947 vond ik een verhaal over een bloeddonor. Niets bijzonders. Alleen deze gezonde man werd soms zonder waarschuwing overvallen door heftige pijn, en algehele malaise. Dat overkwam hem over de jaren 7 keer.
Van de 21 keer dat hij bloed had gegeven was dat 7 keer gegaan naar iemand die later overleed.
Navraag onthulde dat de plotselinge 'aanval' van de donor zich voordeed op het precieze moment waarop de ontvanger stierf.


Bloed, traditioneel de substantie waarin onze levenskracht zit.
Wat hield de geheimzinnige connectie tussen die twee mensen in stand?
Misschien komt het kennelijk tekort aan organen niet alleen voort uit laksheid of er niet over na willen denken, maar ook uit een instinctief begrijpen dat er méér aan een donororgaan vastzit dan het oplossen van een medisch probleem.

Geen opmerkingen: