dinsdag 21 september 2010

KLOKKEN

Onlangs ging ik naar een bijeenkomst die gehouden werd in mijn geboortestad Amsterdam, vlak bij de katholieke Agneskerk. Op die kerk heb ik m'n hele jeugd uitgekeken, en de klokken van die toren luidden elke zondag ook voor mij, al was ik van een ander geloof. Dat gebeier had ik in vele jaren niet meer gehoord, maar die zondag viel het geluid uit met mijn herinnering en dat van buiten na 40 jaar samen. Klokken verjaren niet.

Waarschijnlijk is er niemand onder ons die niet geraakt wordt door klokken. Of het nou herinneringen zijn aan de kerk waar we in onze jeugd naartoe gingen, of die van het kleine kerkje die uitgalmt over het groene dal van onze vakantie, het carillon dat z'n iets valse tonen boven de stad uitzingt, of de machtige klokken die we zagen toen we een kerktoren beklommen - klokken hébben iets. Ze beroeren een snaar.
Dat 'oer-gevoel' is niet alleen iets van onze doorbeierde cultuur; het is universeel.
Legenden over klokken en bellen zijn er legio en wereldwijd.
Ook bij ons. Want die klok die de gelovigen oproept om ter kerke te gaan, of laat horen dat er iemand begraven wordt, is tegelijkertijd de klok die de kwade geesten op een afstand houdt.
Klokgelui is, of liever was in onze cultuur de markering van vreugde en verdriet, een aankondiging van brand en natuurrampen, en een oproep tot samenkomst en geloof. Klokken verbonden mensen.
Toen de Bolsjewieken in de 20er en 30er jaren doende waren om de kerk uit te bannen en de boeren tot het communisme te bekeren, was het eerste waar ze voor gingen het verwijderen van de kerkklokken, nog vóór ze de priesters gevangen namen.. Zonder die bronzen stem geen macht, dachten ze. Maar menig dorp verdedigde zijn kerklokken met hand en tand, alsof het hun familie was. En dat was het ook.
.
Hoewel er ook in de bijbel al sprake is van bellen voor liturgische doeleinden, is het gebruik van klokken in het Christendom terug te voeren tot rond de 6de eeuw. Waarschijnlijk via de Kelten in gebruik gekomen, waar nog enkele oeroude voorbeelden van bewaard zijn gebleven.
Klokken bestemd voor een katholieke kerk werden door een priester gezegend of zelfs gedoopt voor ze in gebruik genomen werden. Want stel je voor dat hun gebeier ook de goede geesten zou wegjagen. En dat niet alleen; vaak krijgen klokken ook een naam, en soms een inscriptie die getuigt van de 'persoonlijkheid' van de bel.
Een belangrijke ceremonie, schrijft Thomas Dyer in 1891, was de zegening en de naamgeving van de kerkklok. In dit opzicht volgeden de priesters alle ceremonies die ook gebruikt werden bij het dopen van kiinderen. De klok werd naar het doopvont gebracht, het had peetooms en peettantes, werd met wijwater besprenkeld en gezalfd met olie, en dan werd hij bedekt met een wit kleed, zoals dat ook bij kinderen gebeurde, als teken van onschuld.
Vervolgens werd er een feest gegeven voor dorp of stad, een ceremonie die ook na de Reformatie in gebruik bleef.
"O, what a preacher is the time-worn tower, reading great sermons with its iron tongue!"
("O, wat een prediker is de verweerde toren, machtige preken lezend met ijzeren tong!")
zegt een blad uit 1854.

In 'British Goblins' van Wirt Sikes uit 1881 wordt ingegaan op legenden rond bellen en klokken:
"Er is een oud geloof dat het geluid van brons betovering verbreekt, maar het ook kan veroorzaken. Oorspronkelijk werd de klok niet geluid voor de doden, maar voor de stervenden, omdat het geloof bestond dat kwade geesten in de buurt van een zieke op de loer lagen, om hem te bespringen op het moment van zijn dood. Later werd het klokgelui verplaatst naar de uitvaart. Het was gebruik dat de begrafenisprocessie werd voorafgegaan door een speciaal aangewezen bel-luider, de 'passing - bell' van brons die de ziel moest bevrijden uit de greep van kwade geesten."
Ook schrijft Sikes: "De Welsh ( bevolking van Wales) waren ervan overtuigd dat klokken wonderen konden doen, dieven konden ontmaskeren en zieken konden genezen. Er waren klokken die door hun plotselinge gelui stormen of andere rampen voorspelden."


In Engeland was er een gebruik om een zwangere vrouw met een touw om haar middel met de kerkklok te verbinden, en als die dan drie keer geluid werd, was de vrouw verzekerd van een voorspoedige bevalling.
Nog vreemder is dat er bellen waren die ervan verdacht werden 's nachts aan de wandel te gaan. Sommige handbellen werden daarom stevig vastgebonden met een gezegend stuk vlastouw.
Met mensen die klokken stalen liep het ook al niet goed af: de grote klok van St. David, Pembrokeshire, die in de tijd van Cromwell werd gestolen, zonk met het schip naar de bodem van de zee. Als er nu een storm aankomt bij de kust van Pembrokeshire, kan men, zegt men, de bel nog horen luiden.
Overigens is dat ook iets wat in Nederland voorkomt. Het verdronken land van Saeftinghe kent zo'verhaal, en het is het enige niet. Soms gaat het dan om ongewijde klokken, die 'door de duivel' in het water zijn gegooid, en zo nu en dan van zich doen horen. Andere klokken zoeken voor die ongerijmde activiteit Kerstavond uit.

Een middeleeuwse geleerde, John Tetzes, schreef dat de klank van brons effectief was in het wegjagen van spoken. Zo effectief als hondengeblaf. Dat laatste is opmerkelijk, maar misschien waren honden in de Middeleeuwen beter toegerust om spoken te verjagen dan ze nu blijken te zijn.
Hoe dan ook: klokken zijn magisch, en het valt te betreuren dat we ze steeds minder horen.

Geen opmerkingen: