zondag 22 augustus 2010

MYSTERIE VAN EEN MAGISCHE POP

Reisverhalen, vooral die uit wat langer vervlogen jaren, zitten vaak vol met interessante details. Het mooiste zijn verhalen van reizigers die niet gewoontegetrouw oorspronkelijke culturen benaderen met de laakbare arrogantie waar onze westerse wereld al zoveel kwaad mee heeft aangericht. Ook hier geldt: een open mind is de beste garantie voor wérkelijke avonturen.
Een boek van de goeie soort is 'Magic and Mystics of Java, van Nina Epton, uit 1974.
Nina Epton was een Engelse vrouw die er haar levensdoel van gemaakt had ongerepte gebieden te betreden en een mooi verhaal mee terug te nemen.

Op een gegeven moment wordt Nina fluisterend uitgenodigd voor een obscuur Javaans ritueel: een Ni Tuwong séance. Nina, die daar nog nooit van heeft gehoord maar in is voor elke nieuwe ervaring, gaat met de Javaan Arafa naar een afgelegen kampong zo'n 20 km van Jakarta. De plaats van samenkomst: een begraafplaats enkele honderden meters buiten de kampong.

Zij schrijft: "Bovenop de heuvel waartegen de begraafplaats is gebouwd was een groepje oude vrouwen bezig met een object dat op een graf lag. Jongere vrouwen plaatsten kleine offerschalen voor goden en voorouders rond het graf, met wierook en rozenbladeren.
De vrouwen, klaar met waar ze mee bezig waren, begonnen een treurige melodie te zingen.
In het centrum van ieders aandacht, opgepropt tegen de grafstaan, zichbaar voor iedereen, zat een monsterlijke pop die overgenomen moest worden door de geest Ni Tuwong.
De pop was grotesk. Een kop van kokosnootschil met geschilderde ogen, bamboestokken als armen en een bamboelijf waaromheen een sarong was gewikkeld.
Toen de oude vrouwen het gevoel hadden dat de geest van Ni Tuwong lang genoeg de tijd had gehad om bezit te nemen van de pop, werd Arafa belast met het dragen van het bizarre geval naar de kampong.
Tijdens de processie zongen de vrouwen en deden ze dingen met de pop, terwijl de meisjes volgden met de wierook. De atmosfeer was geladen, en ik kon het gevoel niet van me afzetten dat er een ongeziene 'presentie' onder ons was.

Aan de rand van het dorp zette Arafa de pop tegen een cocospalm. De meisjes plaatsten de offerrandes rondom de boom. Het gemompel verstomde. Een van de oude vrouwen hield een spiegel voor het domme gezicht van de pop, die niet begrijpend naar z'n spiegelbeeld staarde. Iedereen hield de adem in.
Het lijkt een absurde scène, maar dat was het niet; het was griezelig. Was het werkelijk zo dat het gezicht van de pop veranderde, en niet langer meer een levenloze kokosnoot was?
De pop kwam, bijna onmerkbaar, tot leven, en wiegde van de ene naar de andere kant. Was ik gek geworden, of het slachtoffer van een hallucinatie?
Nu draaide het hoofd van de pop weg van de spiegel en keek naar de jonge meisjes die zich ervoor verzameld hadden. De bamboe armen begonnen te stuiptrekken, maar er stond niemand achter de boom die dat op z'n geweten kon hebben.
Een oude vrouw sprak zacht met de jonge meisjes achter haar, die met elkaar begonnen te fluisteren.
Toen nam een van hen het initiatief en stelde een vraag aan de pop. Ni Tuwong draaide haar hoofd van links naar rechts. Het antwoord was Nee. De meisjes giechelden. "Je zult dit jaar nog niet trouwen", vertaalde de oude vrouw.
Een ander meisje vroeg nu iets aan de pop, en ditmaal was het antwoord ja, haar moeder zou genezen van haar ziekte.
Nu kwam de ene na de andere vraag los, en de pop rolde haar hoofd steeds sneller en haar bamboestaakarmen bewogen heftig in alle richtingen.
Toen vroeg Arafa: "Ti Nuwang, wie is de nieuwe vriendin in ons midden?"
Iedereen zweeg terwijl de pop haar belachelijke hoofd draaide en met een puntige stokarm abrubt naar mij wees.
Ik was verbijsterd. Gebiologeerd staarde ik naar de pop en ik voelde dat het bloed uit m'n hoofd wegtrok.
Ni Tuwong was zo plotseling naar voren gebogen dat ze was omgevallen.
Daar lag ze, gezicht naar de grond, met de stokarmen uitgestrekt.
"Ze is weg - het is voorbij", zei een van de meisjes.

De mensen begonnen zich te verspreiden. Voor de achterblijvers werd thee geserveerd. Niemand was nog geïnteresseerd in de levenloze pop die aan de voet van de boom bleef liggen als een afgedankt stuk speelgoed.

Arafa kwam bij me zitten. Hij lachte. "Vond je dat geen mooie slotactie?", vroeg hij.
Ik kon er niet om lachen.Ondanks de hitte trilde ik nog steeds. "We moeten terug", zei ik, "het is al laat."
"Vertel in Jakarta maar niets over Ni Tuwong", zei Arafa. "Ze geloven daar niet in haar, weet je."

Geen opmerkingen: