maandag 9 augustus 2010

DANSEND NAAR GOD

William Seabrook, een man die schreef over bijzondere dingen die hij op zijn reizen tegenkwam, geeft in: 'Adventures in Arabia' (1928) een ooggetuige verslag van een groep dervishen en hun befaamde danstraditie.
Wij kennen de Islam hoofdzakelijk als een godsdienst die onze westerse wereld kopzorgen geeft, en daarbij vergeten we helaas meestal dat in de Middeleeuwen de Islam een rijke en hoogstaande religie was waar het barbaarse Christendom uit die dagen een hoop van kon leren.

Zoals iedere religie kent de Islam afsplitsingen van de moederstam, en zoals iedere religie heeft ze haar meer exoterische en esoterische stromingen.
De esoterische traditie vinden we vooral in het Soefisme, de verzamelnaam voor verschillende ordes waarvan sommigen al in de 7de eeuw n.Chr. ontstonden, dus heel vroeg in de geschiedenis van de Islam.
Het bekendst is de Soefi orde van de Mevlevi geworden, in het leven geroepen door ' Mevlana' Jelal-ad-Din Mohammed Rumi (1207-1273).
Rumi was een mysticus en dichter en een geestelijk leider die een grote aanhang heeft gekregen en nu als een heilige wordt vereerd in Turkije. Wie ooit in Konya is geweest heeft zeker zijn graf bezocht. Rumi is in het westen buitengewoon populair geworden, en talloze boeken zijn er verschenen met vertalingen van zijn gedichten en uitspraken. Zijn belangrijkste boek is de 'Masnavi'.
Uit al zijn werk spreekt die intense wens om met God, de 'Geliefde' verenigd te worden in een doorlopend dienen en bidden. Mystiek draait in elke godsdienst in wezen om hetzelfde, en in de mystieke praktijk vallen alle verschillen en dogma's weg. Wat blijft is de relatie van de mens tot zijn God, die de God van iedereen is.

Een van de redenen waarom de Mevlevi zich onderscheiden van andere ordes is hun danstraditie. De orde van de Dervishen werd kort voor Rumi's dood in 1273 gesticht. Hij beschouwde de dans naast gebed en muziek als een van de wegen (dhikr) die direct tot contact met God kunnen leiden.
Die traditie is tot op de dag van vandaag levend gebleven en het centrum van de orde van de Mevlevi is nog steeds gevestigd in Konya, hoewel de danspraktijk onderwezen en beoefend wordt op veel meer plaatsen op de wereld, zelfs hier in Nederland.


Maar nu terug naar William Seabrook.
Hij beschrijft hoe hij kennis maakte met Sheikh el Melewi, die de naam had een heilig man te zijn, maar gezien zijn humor en sociaal gemak en zijn voorkeur voor lekker eten had Seabrook daar geen hoge pet van op.
In dit geval: schijn bedriegt.

Die avond legt de Sheikh aan Seabrook uit wat de innerlijke motivatie is van de Dervish: " Woorden, mijn zoon , kunnen het uiteindelijke geheim niet overbrengen. Want God is de heilige harmonie in alle dingen - in het cirkelen van de aarde en de sterren, in de hartslag van het menselijk lichaam, in de adem van het leven zelf.
Alle paden leiden naar God, en ieder mens moet kiezen wat voor hem het beste pad is. Maar je wilt horen over het pad dat de Melewi hebben gekozen en hoe, door ritme, wij ons zoeken te verbinden met de goddelijke harmonie."
Wij hebben ontdekt dat er drie stadia zijn.
Het eerste is simple vreugde. De ziel is geëxalteerd maar vredig. Zij schijnt haar identiteit te verliezen maar de hele schepping te omarmen
Het tweede stadium is macht. Macht om de gedachten van anderen te begrijpen, verre gebeurtenissen te zien, wonderen te verrichten. Zulke krachten zijn mysterieus, maar niet mysterieuzer dan de westerse telegraaf of telefoon, die je door afstemming op een bepaalde golflengte in verbinding kan stellen met wat op een afstand gebeurt.
Het derde stadium is positieve eenheid, waarin de ziel niet alleen wordt overstroomd door emotioneel geluk, maar bewust visioenen creëert van schoonheid en glorie. In die staat en verder ligt het uiteindelijke mysterie, dat onuitsprekelijk en niet te vatten is en ook gevaarlijk voor sommige geesten, want het kan machtige krachten vrijmaken, die zowel goed als kwaad kunnen veroorzaken.
Maar al die dingen klinken hol, tenzij je er zelf betekenis aan kan geven. Misschien dat onze rituelen je daarbij kunnen helpen."

Dan doet Seabrook nauwkeurig verslag van die rituelen: het dansen van de Dervishen. Hij vertelt:
"Het orkest, bestaande uit vier mensen met bruine hoge hoeden en bruine mantels, zit al klaar.
Dan komen er twaalf Dervishen binnen, achter elkaar, met bruine hoed en zwarte mantels, blootvoets, gebogen hoofd en armen over de borst gekruist. Ze gaan tegenover elkaar op hun knieën zitten op de dieprode dansvloer.
Hun leeftijd gaat van hooguit 20 tot middelbaar.
Een dertiende Dervish komt binnen en neemt plaats in het midden van de dansvloer. Hij is de ceremoniemeester.
Zijn mantel is bruin, net als die van de muzikanten.
Dan komt de Sheik binnen, maar de dansers blijven roerloos staan. De muziek begint. Enkele hymnen worden gespeeld, traditionele muziek waarmee het dansen wordt ingeleid. Dan klinkt er een langzame mars.
De Dervishen staan als een man op en beginnen in de rondte te lopen, waarbij ze steeds buigen in de richting van Sheikh el Melewi.
Drie maal gaan ze rond. Dan verandert de muziek in een vreemd ritme. De mars stopt. De ceremoniemeester ontdoet de dansers van hun lange zwarte mantel. Nu staan ze in hun witte wijde jurken met een strakke gordel, met een kort hesje erop in verschillende donkere kleuren. De Dervish die het eerst z'n mantel heeft uitgedaan gaat naarr de Sheikh, buigt en kust zijn hand. Sheikh el Melewi kust de hoed van de Dervish. Intussen speelt het orkest en geeft de drum het ritme aan.
De Dervish begint langzaam de 'Zikr', het draaien. Hij legt zijn hoofd op zijn linker schouder, sluit z'n ogen en terwijl hij zijn linker hiel als steunpunt gebruikt komt zijn rechter voet in beweging. Beide voeten blijven dicht bij elkaar. De draaiing wordt sneller, en geleidelijk ontvouwen zich de armen, de rechter met gebogen elleboog, de hand naar boven gericht, en de linker arm uitgestrekt, met de handpalm naar beneden. Als de snelheid toeneemt waaiert de wijde rok uit tot hij bijna horizontaal een cirkel vormt boven de wijde broek.
Eén voor een gaan de twaalf dansers door ditzelfde ritueel, tot ze allemaal dansen in een wervelend spektakel.
Hun gezichten zijn uitdrukkingsloos, sereen. Ze zijn in trance.
Na 11 minuten staat de ceremoniemeester op en stampt op de vloer. Dat is het teken om te stoppen. Niet iedereen staat meteen stil; sommigen zijn zo diep in trance dat ze het signaal niet horen.
Geen sprake van duizeligheid, iedereen staat onbewogen stil. Langzaam marcheren ze weer drie maal in de rondte, en ieder begint zijn tweede draaisessie wanneer de Sheikh is gepasseerd. Deze keer duurt die 19 minuten. Nog een derde sessie volgt, en wanneer die ten einde is krijgen de dansers hun zwarte mantel weer omgehangen.
De muziek stopt. In de stilte komt de zware stem van Sheikh el Melewi:
"De man van God is begeesterd zonder wijn.
De man van God staat boven goed en kwaad.
De man van God staat boven religie en boven ontrouw.
De man van God is opgegaan naar de plaats waar alles Een is."

"En ik realiseerde me", schrijft Seabrook, "dat hier de sleutel lag tot het diepe innerlijke geloof van de Dervishen.
Voor deze geëxalteerde zielen is God noch Vader, noch Meester of Rechter. God is het leven zelf.
En voor elk van hen, wanneer hij de eenheid beleeft met de schepping door een extatisch visioen, is de geheime 100ste naam van God... "Ik". (In de Islam heeft God 99 namen)
De volgende dag toen de Sheikh me naar mijn bevindingen vroeg, vertelde ik hem wat ik gedacht had.
Zijn gezicht werd strenger dan ik het het tot nu toe had gezien. Hij hief een waarschuwende vinger: "Pas op, mijn zoon. Daarin ligt een diep gevaar, en de destructie van zwakke geesten. De dwaas, verblind door een verlichting die te groot is voor zijn begrip, roept uit "Ik ben God!" en wordt vernietigd voor zijn godslastering. "
En hij haalde Rumi aan, die heeft geschreven:
"Als mensen zich verbeelden dat ze Allah aanbidden, dan is het Allah die zichzelf aanbidt. "

Toen, zachter, vertelde de Sheikh mij over een mystiek visioen dat hij persoonlijk had gehad, en dat zowel waarheid als dodelijk gevaar inhield. Het had hem geleken alsof hij een bergtop beklom op zoek naar God, en tenslotte kwam hij bij een grote witte troon, maar hij durfde niet omhoog te kijken naar wie er op die troon zat. "Durf je ogen op te slaan! "riep een stem. Hij keek omhoog, en het gezicht dat hij zag was - zijn eigen gezicht.
"Ik begon te voelen", eindigt Seabrook zijn verhaal, "dat de dingen die ik gehoord had over Sheikh el Melewi van de Arabieren die hem een heilige noemden, in de diepe betekenis waar waren.
En ik bedacht dat, trots en gevaarlijk als zijn leer scheen, die niet ver verwijderd was van de Christelijke mysticus die zegt dat geen mens God kan vinden dan in zijn eigen hart."

Geen opmerkingen: