zaterdag 26 maart 2011

DE KUNST VAN ANDREW CLEMENS

Sommige mensen weten hun kunstvorm tot hoogten te brengen die voor anderen de Mt Everest lijken.
Dat is des te bijzonderder als zoiemand zijn techniek zelf heeft bedacht en het niet heeft geleerd vanuit een traditie.
Zo'n begaafd kunstenaar was de Amerikaan Andrew Clemens (1857-1894)
Andrew werd geboren in Dubuque, Iowa, en bracht het grootste deel van zijn leven door in het nabijgelegen McGregor.
Op zijn 5de jaar werd hij doof ten gevolge van encephalitis, en zijn ouders stuurden hem naar een doveninstituut toen hij 13 was. Na enkele jaren verliet hij het instituut en begon hij te experimenteren met zandkunst.
Niet ver van McGregor bevindt zich een natuurgebied 'Pictured Rocks' waar een bijzonder palet aan zandsteenkleuren te vinden is, zelfs groene en blauwe zanden vond hij in de rotsen.
Clemens wist precies de goede plekken te vinden. Clemens' kunst is uitsluitend gemaakt met natuurlijk zand. Als hij thuiskwam met een nieuwe oogst werd alle zorgvuldig opgeborgen, kleur bij kleur. Andrew hield van dit stuk natuur, en steeds was hij op zoek naar nieuwe tinten om zijn kunst nog subtieler te kunnen maken.
Gaandeweg ontwikkelde hij zijn eigen techniek en hij maakte zijn eigen gereedschap. Lijm gebruikte hij nooit, in tegenstelling tot de professionele zandflessen makers in toeristische oorden. Hij bracht korrel voor korrel de zanden aan in ingewikkelde en subtiele patronen, en vulde dan de fles op met zand, zodat de patronen niet weg konden zakken.
Hoeveel uren zal hij geëxperimenteerd hebben voor hij tevreden was over het resultaat?

Vaak maakte Clemens zijn flessen in opdracht. Daar verdiende hij dan 50 ct of een paar dollar mee.
Tegenwoordig worden de flessen die er nog over zijn geveild voor duizenden dollars. Zijn bekendste werk is een fles met George Washington te paard.
Er werd een artikel aan hem gewijd in de North Iowa Times door een lyrische redacteur die als een van de weinigen inzag hoe uniek Clemens was als kunstenaar en uitvinder van een toen onbekende techniek.
Heel bewerkelijke flessen kostten Clemens soms een jaar om te maken.
Tijdens zijn leven kreeg Clemens bescheiden aandacht voor zijn werk, maar de waarde werd daardoor niet groter. Eenmaal exposeerde hij in een museum in Chicago, maar toen hij in 1893 een uitnodiging kreeg voor een groot evenement, weigerde hij, omdat hij zichzelf niet goed genoeg vond voor de eer. Misschien was het ook zijn doofheid die hem weerhield zich onder mensen te begeven.
In latere jaren deed Clemens niets anders meer dan werken aan zijn zandflessen, en het raam van zijn werkkamer was vaak verduisterd door nieuwsgierigen die van buiten keken hoe hij metaculeus zijn zandkorrels aanbracht...
Hoeveel flessen Andrew in zijn korte leven maakte is niet bekend, maar waarschijnlijk waren het er honderden. Slechts enkele tientallen hebben het overleefd.

Andrew Clemens, een unieke kunstenaar, stierf in 1894, waarschijnlijk aan tuberculose. In 1904 werd een fles van hem verkocht voor $ 10.500. Hij had het moeten weten.

CHICO XAVIER

Het Spiritisme in Brazilië is een wonder. Voortgekomen uit het Spiritualisme zoals dat in 1848 begon in Amerika en al snel Europa veroverde, is het vanaf de 50er jaren van de 19de eeuw zijn eigen weg gegaan. Vanuit Frankrijk belandde de leer van Allan Kardec (1804-1869), de man die het spiritualisme in kaart bracht en dat Spiritisme noemde, in Brazilië. Daar was het geestelijk klimaat zo gunstig dat de beweging miljoenen aanhangers kreeg.
Het geloof in geesten is de Braziliaan aangeboren, terwijl in onze cultuur het Spiritualisme zich een weg heeft moeten banen tegen nuchter ongeloof, kerkelijke weerstand en wetenschappelijke aversie in.
In dat warme klimaat kon het Spiritisme gedijen, en zich op een heel eigen manier ontwikkelen.
De leer van Allan Kardec heeft twee ideologische pijlers: Christendom en reïncarnatie, en in Brazilië werd daar nog een derde aan toegevoegd: liefdadigheid. In een land als Brazilië waar sociaal gezien nogal wat te verbeteren valt, een doel waarbij men niet gauw zonder werk zal zitten.
Door deze omstandigheid kon het gebeuren dat mediumschap in dienst kwam te staan van geneeskunst en het doorgeven van literatuur en schilderkunst in het belang van vele humanitaire projecten. Honderden gezondheidscentra worden gedreven door Spiritisten, en in die centra werken mediums en medici eendrachtig samen. Daarnaast zijn er grote projecten waar kinderen uit sloppenwijken een opvoeding krijgen en een toekomst. Die projecten worden vooral gefinancierd door de opbrengsten van mediamieke activiteiten.
Mediums staan niet zoals bij ons tegen betaling voor een zaal, maar verrichten gratis hun diensten.
De overtuiging dat gaven met een doel gegeven worden - dienst aan de medemens - maakt dat er hard gewerkt wordt voor 'Spirit' , en soms met wonderbaarlijke resultaten.

Een fenomeen onder de fenomenale Braziliaanse mediums was Francesco de Paula Candido Xavier, beter bekend als Chico Xavier, (1910-2002). Als het Spiritisme deed aan heiligverklaringen, dan zou Chico een goeie kans gemaakt hebben.
Zijn leven lang bracht hij het Christendom in praktijk door oprechte bescheidenheid en naastenliefde, waarbij hij zijn talenten onvoorwaardelijk ter beschikking stelde van de gemeenschap. En die talenten waren aanzienlijk.
Via automatisch schrift - in Brazilië 'psychografie' genoemd - schreef Xavier rond de 400 boeken, waarvan er enkelen in andere talen zijn vertaald. Een van de bekendste is 'Nosso Lar' - ons huis - een beschrijving van de wereld aan de andere kant vanuit het gezichtspunt van André Luiz, een arts die zijn belevenissen en filosofie doorgaf aan Xavier in dit en vele andere boeken. Xaviers spirituele gids was 'Emmanuel' , een man die verschillende incarnaties had doorgemaakt.

Nosso Lar is intussen ook verfilmd, en de muziek van de film is op CD te krijgen, prachtig.

Xavier, die zelf weinig opleiding had gehad, schreef in zijn vele boeken over onderwerpen die zijn eigen mogelijkheden te boven gingen. Dat is op zich niet uitzonderlijk; ook in het Spiritualisme kennen we verschillende mensen die de wereld versteld lieten staan door hun automatisch geschreven werk. De eerste en invloedrijkste was waarschijnlijk Andrew Jackson Davis (1826-1910), die geen enkele opleiding had maar boeken schreef over de meest ingewikkelde onderwerpen.
Wat Xavier een typische vertegenwoordiger maakt van het Braziliaanse Spiritisme, is zijn diep gevoelde liefde voor Jezus en het feit dat al het geld van zijn boeken naar liefdadige doeleinden ging. Zelf heeft hij er geen cent aanverdiend, en dat vond hij heel gewoon. Over zijn missie in dit leven liet hij geen twijfel bestaan.
In Brazilië was hij buitengewoon geliefd, en zijn dood in 2002 was een schok voor miljoenen mensen.
Zelf schreef hij dit:
"Als ik voor jou sterf, doe me dan een plezier: vergiet zoveel tranen als je wilt, maar wees niet boos op God dat hij mij weggenomen heeft. Als ik word geprezen, temper dan de overdrijving. Als ik word verguisd, verdedig me dan. Als je iets over me schrijven wilt, zeg dan alleen: "Hij was mijn vriend, hij geloofde in mij en hij wilde dat ik dichter bij God zou komen." Kijk af en toe omhoog. Je zult mij niet zien, maar ik zal zien dat je naar Hem opkijkt. Vriendschap is alleen van betekenis als het de Hemel dichterbij brengt.
Als ik vóór jou dood zal gaan, dan denk ik dat ik me in de Hemel niet ongemakkelijk zal voelen. Want je vriend zijn, dat is al een stukje van de hemel....."

donderdag 24 maart 2011

ARRIAGA, MOZARTS DUPLICAAT

Een van de grote vragen in het leven is waarom mensen sterven op het moment...waarop ze sterven. Dat raadsel is des te groter als het om kinderen gaat.
Veel mensen geloven dat het einde van ons leven al vaststaat, en dat daar niets aan te veranderen is. Daarom is het misschien zo dat iemand die zelfmoord pleegt of op een ander manier 'gaat voor het zijn tijd is' , dat afgebroken leven moet afmaken in een nieuw lichaam.
Ik herinner me een joods chassidische anecdote over een echtpaar dat bij de rebbe komt om een antwoord op de vraag te krijgen waarom hun veelbelovende zoon is gestorven, nog geen 7 jaar oud. Hij had een groot Torahgeleerde kunnen worden. Waarom, waarom?
De rebbe legt uit dat het kind zijn vorige leven nog moest afmaken. In dat leven was hij te vroeg gestorven, zijn tijd was nu pas gekomen, na 7 jaar in een nieuw lichaam. Of de ouders daar vrede mee hadden zullen we niet weten, maar op de een of andere manier lijkt zo'n uitleg 'logisch'.

In een interessant boek van Frank Joseph - 'The Power of Coïncidence' vind ik een verhaal met dezelfde mogelijke strekking.
Joseph vertelt hoe hij in 1996 op de radio een hem onbekend concert van Mozart beluisterde. Hij is een gedegen Mozartkenner en er is geen moment van twijfel: dit moet een herontdekte symphonie van Mozart zijn. Groot is dan ook zijn verbazing als hij de omroeper hoort zeggen dat dit de Symphonie in D was van Juan Arriaga, een componist waar de schrijver nooit van heeft gehoord.
Zijn nieuwsgierigheid is natuurlijk gewekt, en hij struint boeken en bibliotheken af om meer over deze onbekende componist te weten te komen. Uit de schaarse informatie die hij in dit pre-internet tijdperk vindt, blijkt dat Arriaga een Baskische Spanjaard was die kort en heftig heeft geleefd (1806-1826), en daarna in totale obscuriteit is verdwenen. Zijn naam is Juan Crisostomo. De volledige doopnaam van Mozart (1756-1791) is Joannes Chrysostomus Wolfgangus Theophilus Mozart. (Vanaf 1770 begon Mozart zichzelf Wolfgang Amadeo (door God geliefd) te noemen, en vanaf 1810 stond zijn naam als Wolfgang Amadeus vast).
Niet alleen de voornamen van Mozart en Arriaga kwamen overeen, ook hun geboortedatum was dezelfde: beiden zagen het licht op 27 januari, Arriaga precies 50 jaar na Mozart.
Ook Arriaga was een wonderkind, dat al op 3 jarige leeftijd vaardig de piano en de viool bespeelde en eigen composities ten gehore bracht. Zijn eigen muzikale stijl ontwikkelde zich los van Mozart, met wiens muziek hij in een tijd zonder grammofoons of radio pas veel later kennismaakte.
Natuurlijk kreeg het fenomenale jongetje Arriaga alle aandacht. Net als Mozart componeerde hij op zijn 13de zijn eerste opera, en net als bij Mozart was dat een komedie. Beiden hadden een grote voorkeur voor de toonsoort D-groot.
Hoewel Arriaga's ouders dol op muziek waren, waren er in de familie geen muzikale talenten. Arriaga was van jongsaf op zijn eigen talent aangewezen.
In zijn tijd werd hij 'de Spaanse Mozart' genoemd. Op zijn 15de verliet hij zijn geboorteplaats en begaf hij zich naar Parijs, waar zijn ster tot enorme hoogten rees en waar hij als jongste ooit werd toegelaten op het Conservatoire de Paris, een prestigieuze instelling. Enkele jaren later werd hij daar 'assistent professor' en brak hij opnieuw een leeftijdrecord.
Arriaga was bezeten van zijn muziek. Hij componeerde dag en nacht en kon net als Mozart de muziek in zijn hoofd niet bijhouden. In zijn korte leven schreef hij koortsachtig ouvertures, opera's, cantates, missen, liederen, quartetten, een symphonie, kamermuziek en nog veel meer.
Dat ging ten koste van zijn gezondheid. Tien dagen voor zijn 20ste verjaardag stierf hij, waarschijnlijk aan een verwaarloosde longontsteking.

En daarmee zonk Juan Crisostomo Arriaga weg in vergetelheid. In zijn geboorteplaats Bilbao werd nog een theater naar hem genoemd en een monument opgericht. Van zijn enorme productie is het meeste verloren gegaan. Van de opera overleefden enkele fragmenten, de Symphony in D is bewaard en enkele strijkkwartetten. Die zijn intussen op CD in vele uitvoeringen verkrijgbaar.

Was Arriago een reïncarnatie van Mozart? Moest hij diens leven afmaken? Heeft Mozart het lichaam van Arriago in bezit genomen om alles wat hij nog had willen schrijven alsnog te volbrengen?
Een raadsel. Wie hun geschilderde gezichten naast elkaar legt ziet de gelijkenis.
De vraag is of Mozart nu tevreden is, of dat we ooit een nieuw Mozartiaans wonderkind kunnen verwachten, deze keer met meer eigentijdse muziek...

ANA BECHOACH


Enige tijd geleden ontdekte ik een prachtig stuk muziek, gecomponeerd op de tekst van een joods gebed..
Hoewel ik het gebed kende als een onderdeel van de Joodse eredienst, was de Kabbalistische betekenis ervan voor mij een verrassing.
Het is vaak zo, in alle religies, dat rituelen of gebeden meerdere lagen hebben, waarbij de minder voor de hand liggende betekenis vaak later wordt toegevoegd of is ontstaan in de eeuwenlange praktijk.
In het geval van dit gebed is dat anders; twee tradities zijn erin verenigd.
In de eerste eeuw schreef rabbi Nechunia ben Hakana het gebed Ana Bechoach (of Ana Bekoach) als een anagram: de eerste letters van de woorden vormen samen de 42 letterige naam van God.
Rabbi Nechunia was een vroege Kabbalist - een aanhanger van een meer mystieke interpretatie van de schriften.
Hij schreef het gebed in 42 woorden, 7 regels van 6.
De betekenis van het gebed is niet bijzonder opvallend, het gaat om die eerste letters.
Hoe die onuitsprekelijke 42 letterige naam van God tot stand is gekomen kun je je terecht afvragen, want functioneel is hij natuurlijk niet. Maar daar zitten Kabbalisten niet mee. Er is ook een 72 letterige naam waarbij alle aspecten van God aandacht krijgen, net als in de 99 namen van Allah in de Islam. Het is een oer-menselijke behoefte om het Onbereikbare van God vorm te geven in zoveel mogelijk 'benaderingen', waarbij men zich goed bewust is dat er een grens is aan die benaderbaarheid: Het wezen van God blijft ons ontgaan.

Terug naar Ana Bechoach - dat 'Wij smeken ' betekent. De 42 letters zijn via ingewikkelde berekeningen ontleend aan de eerste verzen van Genesis, en dus verbonden met het scheppingsverhaal.
In één interpretatie heeft God de wereld geschapen via deze 42 letters. Een andere legende is dat de 42 letters waren gegraveerd op het borstschild van Aäron, de eerste priester.
Hoe dan ook, het gebed is met de opkomst van een nieuw soort gepopulariseerd Kabbalisme opeens weer sterk onder de aandacht en in de commercie gebracht, nadat het eeuwenlang onopvallend tussen andere gebeden was gezegd door generaties gelovigen.

En toen was er een even onopvallende Israelische zanger, Ovadia Chamama, ► die er enkele jaren geleden een lied van maakte. Dat lied werd een hit, en terecht, want het is prachtig. Sinds die tijd is Ana Bechoach door talloze zangers in hun repertoire opgenomen.
Hier is een versie gezongen door o.a. Chamama zelf, maar als je zelf zoekt op YouTube zul je er veel meer vinden.
http://www.youtube.com/watch?v=3u55GkOe74Y
Een hele mooie uitvoering is die van Yossi Azulay: http://www.youtube.com/watch?v=I3IW4S7DlSo

Er zijn veel vertalingen van het gebed in omloop.
Hier een combinatie van een oude Nederlandse vertaling uit een gebedenboek van 1920, en Engelse vertalingen:

Wij smeken U! Ontwar met Uw machtige rechterarm de knopen van ons bestaan (of onze zonden).

Neem onze gebeden aan, maak ons sterk, zuiver ons, O Almachtige God -
Zij die Uw Eenheid belijden, bescherm hen als Uw oogappel.
Zegen hen, ontferm U over hen, bewijs hen voortdurend Uw liefde.
Machtige heilige God, leid Uw gemeenschap met Uw uitbundige goedheid.
Enige verheven God, keer U niet af van hen die Uw heiligheid gedenken.

U die het verborgene kent, aanvaard ons smeken en verhoor ons gebed.

De woorden onder de hebreeuwse tekst hierboven lezen van rechts naar links!

zaterdag 19 maart 2011

ARCHEOLOGIE VANUIT EEN ANDERE WERELD

In 1918 verscheen het boek 'The Gate of Remembrance' , van Frederick Bligh Bond (1864-1945). Het boek beschrijft een van de merkwaardigste gevallen van communicatie met mensen uit een ander tijdperk, en het boek en de geschiedenis werd dan ook terecht beroemd. Het is nog steeds te krijgen, maar helaas niet vertaald.

Op 16 juni 1908 zat officier John Allen Bartlett voor een blad papier met een pen in zijn hand. Bond, een architect uit Bristol, hield het papier vast terwijl Bartlett de volgende woorden schreef:
"Ge zult graven voorbij de velden met pluimgras. Er was een passage naar de oostelijke deur in de muur naar de straat. Er was een herberg waar nu het grote huis staat en er waren gangetjes. Die waren veilig; de priesters hielden van geheime plaatsen. "

Dit in oud Engels gechannelde fragment was één van de meer dan 60 boodschappen waaraan tegenwoordig gerefereerd wordt als de 'Glastonbury Scripts' , vermoedelijk overgebracht door monniken die ooit leefden in Glastonbury Abbey. Bond was aangesteld door de Anglicaanse kerk om de ruines van de abdij op te graven, en hij had daarbij de hulp ingeroepen van Bartlett, een amateur medium, bedreven in automatisch schrift.
Een deel van de boodschappen was in het Latijn, maar de meeste waren in oud Engels.

De Abdij van Glastonbury werd gesticht in 601 A.D. De Denen verwoestten de Abdij in 898, maar ze werd weer opgebouwd en groot gemaakt door St. Dunstan. Vanaf 943 was de abdij van de Benedictijnen.
In 1184 werd ze grotendeels door brand verwoest maar ook weer in ere hersteld, tot Hendrik de VIII alle abdijen en kloosters in Engeland te lijf ging. Glastenbury Abbey werd geplunderd en verwoest in 1539. De meeste van haar stenen werden afgevoerd om er wegen van te maken, en de fundamenten verdwenen langzaamaan onder de grond. Het complex van de abdij was daarmee voor een groot deel op het oog onvindbaar geworden. Alleen kostbare jarenlange opgravingen konden de geschiedenis weer levend maken.
Bonds ingeving om een medium in te schakelen was een shortcut die vruchtbaar bleek.
Al veel langer was Bond geïnteresseerd in paranormale verschijnselen, en hij was lid van de SPR (Society for Psychical Research). Vanwege zijn wetenschappelijke achtergrond duurde het enige tijd voor Bond accepteerde dat de boodschappen van overleden monniken kwamen, die elk een eigen persoonlijkheid bleken te hebben.

Niet alleen in woorden kwamen de boodschappen door, maar zo nu en dan werden er plattegronden en tekeningen aan Bartlett doorgegeven.
Bond kon vragen stellen, en kreeg dan gedetailleerd antwoord.
Verschillende monniken identificeerden zich en vertelden over hun leven. De voornaamste communicator was 'Johannes Bryant' . De communicators noemden zichzelf 'De Wachters'.
De resultaten waren divers: de afmetingen van de te ontdekken gebouwen en hun locaties waren vaak tot op de inch nauwkeurig, terwijl andere er meters naast zaten. Volgens de monniken was het probleem dat er in voorbije eeuwen zo vaak op oude fundamenten was gebouwd en de plaats en maat in verschillende perioden sterk van elkaar konden afwijken. Toch werden verschillende bouwwerken snel gelocaliseerd. De accuraatheid bleek ook af te hangen van de monnik die doorkwam, met aan zijn eigen leef-tijd gebonden informatie.
Johannes beschreef de glanzend zwartstenen tombe van koning Arthur die voor het altaar in een op te graven kapel had gestaan. Als dat al zo was dan is daar in ieder geval niets van teruggevonden.

Bond werd door vrienden aangemoedigd een boek te schrijven over zijn bijzondere ervaringen. Dat hield hij lange tijd af, maar in 1918 gaf hij toe aan de druk. Had hij dat maar nooit gedaan, want "The Gate of Remembrance", en het in 1919 verschenen "The Hill of Vision" was meteen het einde van Bonds carrière. De Anglicaanse kerk was geschokt en woedend over de psychische informatie die mogelijk met hun eigen dogmas in aanvaring kon komen.
Natuurlijk kreeg Bond ook de wind van voren vanuit de wetenschappelijke wereld. Hij raakte zijn baan, zijn vrouw en zijn vrienden kwijt. Tot zijn dood in 1945 kwam deze ruimdenkende wetenschapper er niet meer aan te pas, hoewel hij nog wel lezingen bleef geven en in Amerika, waar hij enkele jaren woonde, via 5 verschillende mediums contact met 'Johannes' opnam.
Bond bleef zijn overtuiging trouw. Hij stierf alleen. Een bezoeker van het museum van Glastonbury Abbey zal geen verwijzing vinden naar de 'Glastonbury Scripts' , de informatie uit een andere wereld.

WIE HAD DAT GEDACHT VAN MARGARET

Bron: Fortean Times

Soms kun je - op het eerste gezicht - versteld staan hoe makkelijk de meest onbuigzame mensen hun kritisch vermogen verliezen als het om hun ego gaat.
Van Margaret Thatcher, de IJzeren Dame, zou ons dat eigenlijk niet hoeven te verbazen. De vrouw die tijdens de Falkland oorlog serieus overwoog om Buenos Aires te bombarderen met nucleair geweld omdat ze haar zin niet kreeg, kan nauwelijks verdacht worden van gezond verstand.
In dit kader is het volgende verhaal wel illustratief. Het werd onthuld door Sri Natwar Singh, eerder minister van buitenlandse zaken van India en later als ambassadeur woonachtig in Londen.
Het jaar is 1975.
Sri Chandraswami, een eigenaardige maar invloedrijke goeroe die zijn spiritueel licht al had uitgegoten over Nancy Reagan, Elizabeth Taylor en de Sultan van Brunei, vond het tijd worden voor een gesprekje met Margaret, die pas oppositieleider van de Conservatieven was geworden.
Margaret was niet gecharmeerd van het idee, en kondigde aan dat het bezoek van de swami hooguit 10 minuten mocht duren.
Dat liep anders.
Nadat de Indiër in tegenwoordigheid van Natwar Singh - die de vertaling voor zijn rekening nam - enkele knappe goocheltrucs had geleverd was Margaret verkocht. Haar op gefrommeld papier geschreven vragen die de goeroe had weten te raden overtuigden haar blijkbaar van zijn heiligheid.
De swami deed daarop zijn slippers uit en zette zich gemoedelijk op de sofa.
Ambassadeur Singh kreeg het er benauwd van. Margaret ging door met vragen, en steeds kreeg ze een bevredigende respons, waardoor haar eigendunk gekieteld werd. Toen de swami moest gaan, bedong ze een tweede ontmoeting. Die werd geregeld in het huis van ambassadeur Singh.
O ja, zei de heilige, Margaret moest wel in een rode jurk komen.
Singh wilde ter plekke door de grond zakken, maar een explosie bleef uit. Margaret verscheen op haar afspraak in een rode jurk, en met een groezelig koordje met een talisman om haar nek, die de swami haar bij de eerste ontmoeting had gegeven.
Bij die tweede gelegenheid had Thatcher heel wat vragen klaar, voornamelijk over haar kansen op het prime -ministerschap. Of ze evenveel vragen had over het welzijn van de burgers van Engeland en hoe ze daar haar steen aan bij kon dragen valt ernstig te betwijfelen.
De yogi voorspelde Margarets opgang, haar aantreden en haar verblijf aan de top tamelijk nauwkeurig.
Haar laatste vraag was wanneer dat allemaal zou plaatsvinden, want wat haar betreft kon de 'rise to stardom' niet snel genoeg gaan.

Na vier jaar zat de kruideniersdochter stevig in het conservatieve zadel, geheel volgens de voorzegging van de wonderdoener.
Maar al machthebbend heeft ze bedacht dat haar episode met de swami toch maar liever niet bekend moest worden. Toen Singh haar een keer herinnerde aan de voorspellingen nam ze de man apart: "Ambassadeur, over die zaken wordt niet gepraat."

Tot zover de moed van de prime-minister.

Bommen gooien is makkelijker dan uitkomen voor je eigen zwakheid.

Gelukkig maar dat Singh z'n mond niet kon houden.

vrijdag 11 maart 2011

EEN CRIMINELE OVERPEINZING


Men wordt doodgegooid met bekende Nederlanders en iedereen die z'n hoofd op TV laat zien schijnt zich te mogen verheugen in 'helden' status. Dat is al gek genoeg maar in zekere zin onschuldig, hoewel elke misplaatste heldenverering gevaar met zich meebrengt.
Zo zat ik ooit in de trein me te verbazen over een stel meiden dat in verheerlijkte aanbidding een goor type aanhoorde, die met een sjekkie bungelend tegen z'n ongeschoren kin, in een - toen nog - niet roken coupé een misselijkmakend verhaal zat op te hangen over z'n kerfstok.
Waar of niet waar, het feit dat die kinderen een 'held' hadden gevonden met een IQ van 60 en een moreel besef van - 60 was treurig, en vrees voor de toekomst maakte zich knellend van me meester. Want kinderen kan iedereen krijgen, maar ze opvoeden, dat is andere koek.

Zo nu en dan horen we wel eens wat over vrouwen die verliefd worden op criminelen, meestal op psychopatische moordenaars, mensen zonder geweten. Vrouwen zonder verstand schrijven smachtende brieven en komen op bezoek en soms wordt er getrouwd en een kind verwekt.
Waar die wonderlijke knik in het emotionele leven van zulke vrouwen zit zou ik niet weten, maar het is een ernstige verstuiking die zelden uit zichzelf geneest. Het risico zelf slachtoffer te worden nemen ze met liefde.
Voor mijn gevoel heeft het iets te maken met zieligheid. Een zware crimineel is bewonderenswaardig zolang hij op vrije voeten anderen naar het leven staat, moedig als hij voor de politie op de vlucht is en zielig als hij is opgesloten. In die toestand heeft hij recht op ons medelijden en ons begrip, en een bepaald soort vrouwen wil dat maar al te graag geven.
Hoewel ik zelf graag naar goeie detectives kijk en verslaafd ben aan die van de BBC, gaat dit mijn pet te boven.
Mensen (of dieren!) vermoorden heeft niets heroïsch, en de types die geen waarde toekennen aan Leven kan ik aanbevelen voor Hemelse gerechtigheid.

Maar als we mochten denken dat we te maken hebben met een nieuw verschijnsel, dan ga ik u nu even uit de droom helpen.
Tussen 1666 en 1670 vergiftigde de Marquise de Brinvilliers samen met haar lover respectievelijk haar vader en haar twee broers, om zich meester te kunnen maken van de familiebezittingen. Tussendoor had ze waarschijnlijk bij wijze van oefening nog wat mensen in een hospitaal aan hun eind geholpen.
Na 6 jaar voortvluchtigheid werd ze gepakt, veroordeeld en in 1676 ter dood gebracht. Maar op de dag van haar executie was de menigte zo onder de indruk van haar blauwe ogen en gratie dat men heftig protesteerde tegen het vonnis. De bewondering nam toe en tegen de avond was ze een heilige.
Na te zijn onthoofd en verbrand, maakte het publiek zich ijlings meester van de as, en sommigen ademden die in.
Enkelen voelden zich zo gesterkt dat ze het moorden zelf gingen beoefenen.

In Engeland was in de 17de, 18de en 19de eeuw de jacht op relieken afkomstig van criminelen een veel beoefend tijdverdrijf. Grote sommen werden betaald voor stukken touw waarmee iemand was gehangen, en elk onderdeel van iemands kleding, lichaam of bezittingen was een hebbedingetje waar beulen en grafdelvers een leuke bijverdienste aan hadden.
De moord in 1828 in Suffolk, Engeland op Maria Marten door haar geliefde William Corder ging de geschiedenis in als de 'Red Barn Murder' . Deze toch niet zo heel ongewone moord bracht hele bevolkingsgroepen op de been. Men stroomde toe vanuit Wales en Schotland en zelfs waren er die vanuit Ierland de schuur wilden bezoeken waar de vrouw was vermoord. Niet uit piëtistische overwegingen, maar om zich meester te maken van een stuk schuurdeur, een dakpan, een lap stof van Maria's jurk of een lok van haar haar, waar goed geld voor betaald werd.

Dat de emoties zelfs van direct betrokkenen makkelijk in hun tegendeel kunnen verkeren weten we uit de geschiedenis van Gilles de Rais (1404-1444), martelaar en moordenaar van een onbekend maar groot aantal kinderen die hij naar zijn kasteel lokte om ze op gruwelijke wijze te vermoorden.
Gilles werd ter dood veroordeeld, maar vanwege zijn op-de-nipper boetekleed weenden en smeekten de moeders van de vermoorde kinderen om de man zijn zonden niet aan te rekenen. Het mocht niet baten.
Zijn dochter Marie richtte 6 jaar later een monument op op de plaats van zijn executie, dat een bedevaartsoord werd voor zwangere vrouwen.
Ik bedoel maar.

DE PARANORMALE JUNG


Carl Gustav Jung (1875-1961) is een van die figuren die iedereen van naam kent maar van wie de meeste mensen niet veel gelezen hebben.
Dat is logisch, want hij is geen makkelijke denker. Jung vraagt om interpretatie, en gelukkig zijn er veel mensen die zich grondig in zijn denken hebben verdiept en het voor anderen doorzichtiger hebben gemaakt.
Maar voor wie een goed leesbaar boek van Jung zelf zoekt, is zijn autobiografie 'Herinneringen Dromen, Gedachten' bijzonder interessant.

Maar dat terzijde.
Jung was enkele jaren een leerling van de Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939), die hij bewonderde en voor het eerst ontmoette in 1907. Beide mannen hadden veel te bespreken en hun eerste gesprek duurde 13 uur.
Maar in de jaren daarna bleek dat Jungs geestelijke zoektocht steeds verder weg groeide van die van Freud, en in 1911 kwam het tot een voor beiden heel pijnlijke breuk.

Dit ter inleiding. Jung had een uitgesproken belangstelling voor paranormale manifestaties. Sterker nog: hij was mediamiek begaafd.
Vreemde dingen gebeurden er in zijn omgeving.
In zijn autobiografie vertelt hij een voorval uit 1898, toen er in zijn ouderlijk huis 'een knal als van een pistoolschot' klonk. Het blijkt dat de grote zware antieke notenhouten tafel gespleten is, dwars door het hout en zonder enig aanwijsbare oorzaak.
Twee weken later, als Jung zelf niet aanwezig is, springt een goed tafelmes met een grote knal aan stukken.
Een messenmaker is verbijsterd. Degelijk staal, niets aan de hand. Alleen met veel moedwillig geweld zou je zoiets kunnen verwachten. Jung is onder de indruk. Het gebroken mes heeft hij altijd bewaard, en zijn ideeën over de werkelijkheid werden door deze gebeurtenissen al vroeg op een ander spoor gezet.
Op een zeker moment hoort Jung over een 15 jarig meisje dat al een tijd als medium bij familieleden optreedt. Twee jaar lang houdt Jung regelmatig sessies met het meisje, maar op den duur levert dat niets nieuws meer op, en als hij haar ook nog op fraude betrapt is het wat hem betreft gedaan. In zijn dissertatie "Zur Psychologie und Pathologie sogenannter okkulter Phänomene" uit 1902 analyseert hij zijn spiritistische ervaringen.

Jung was van nature geneigd en bekwaam om in zijn onderbewuste af te dalen. Wij zouden dat nu een geleide meditatie noemen, maar Jung had geen leiding van anderen nodig, het ging blijkbaar haast vanzelf. Hij noemt het in zijn autobiografie 'fantasieën'. In die fantasieën komt hij terecht in vreemde landschappen en ontmoet hij bijbelse figuren: Elia, Salomé en een slang. Hij onderhoudt zich met hen, en probeert de betekenis van hun verschijning te begrijpen.

Dan verschijnt hem kort daarop in een droom de figuur Philemon. Jung schrijft: "Philemon en andere fantasiegestalten brachten me tot het doorslaggevende inzicht dat er dingen in de ziel bestaan die ik niet zèlf voortbreng, maar die zichzelf scheppen en hun eigen leven leiden. Philemon vertegenwoordigde een kracht die ik niet zelf was. Af en toe leek hij mij welhaast fysiek reëel. Ik wandelde met hem door de tuin en hij betekende voor mij datgene wat Indiërs een goeroe noemen." Hoewel Jung deze ervaringen opzoekt, is hij er ook bang voor, bang dat hij zijn contact met de werkelijkheid aan het verliezen is.
Vijftien jaar later krijgt Jung een wijze Indiër op bezoek, die hem vertelt hoe hij gesprekken voert met overleden goeroes, en dat het hebben van overleden gidsen heel vaak voorkomt. Jung zegt: "Deze mededeling was vertroostend en verhelderend voor mij. Mij was alleen maar hetzelfde overkomen als anderen die soortgelijke pogingen ondernemen." Dat is blijkbaar een geruststelling.
In 1916 gebeurt er iets buitengewoons. Zijn twee dochters en hijzelf zien geesten door het huis wandelen. De deurbel rinkelt maar niemand staat voor de deur. Jung roept: "In Godsnaam, wat is er aan de hand?" De geesten geven antwoord.
In drie avonden schrijft Jung "Septem Sermones ad Muertos" of "Zeven Onderwijzingen aan de Doden", geschreven door Basilides van Alexandrië, gechanneled door Jung. De tekst, in z'n geheel opgenomen achterin 'Herinneringen, Dromen, Gedachten', is gnostisch en niet makkelijk. Later schaamt Jung zich voor deze episode, en de tekst werd tijdens zijn leven nooit als boek uitgegeven. Voor de opname in 'Herinneringen, dromen, gedachten' gaf hij met moeite toestemming.
Basilides was een historische figuur, een Syriër die in Alexandrië onderwees in de jaren 133-155 AD.

FLAT EARTH REVISITED


Ik heb het er hier al eens eerder over gehad, maar nogmaals kan geen kwaad.

Je gelooft het niet, maar nog steeds zijn er mensen die geloven in een platte aarde.
Wie kan er nou zo dom zijn?

Nou, vergis je niet.
Wat doen die mensen dan met de bolvormige aarde, vraag je je misschien af?
Simpel: alles wat u en ik denken te weten over de vorm van de aarde, alles wat we op school hebben geleerd en wat we uit de ruimte kunnen zien berust op - jawel - een wijdverbreid complot.
We dommerikken wíllen de aarde rond hebben, maar daarom is ie het nog niet!
Want, zoals Godfried Bomans zegt in zijn inleiding op het boek van platteaardenaar Klaas Dijkstra, 'Is de Aarde rond?' : De aarde is geen oliebol, maar een pannenkoek.

Zoekend op internet vinden we dit dogma religieus ondersteund door SGP fractieleider Kees van de Staaij.
Is van der Staaij misschien een grijsaard? Welnee, hij is van 1968. Maar voor het letterlijk geloven van wat de bijbel zegt hoef je niet stokoud te zijn.
Ik citeer: "smeltende poolkappen? Onzin. Het water kukelt gewoon van het randje. Het geld om Nederland veilig te houden kan beter besteed worden aan het herschrijven van schoolboeken."
Van der Staaij twijfelt aan meer dingen: aan het bestaan van Zuid Amerika, en aan stekelvarkens, en aan bacteriën. Al die dingen heeft van der Staaij zelf nooit gezien. "Mensen zeggen dat ze bestaan. Ik heb daar mijn bedenkingen bij." zegt de verlichte politicus.

Charles K. Johnson (1924-2001) is van 1972 tot zijn dood lang de spil geweest van de door Samuel Shenton in 1956 opgerichte 'Flat Earth Society', ook wel 'The Society of Zetetics' genoemd, een respectabele vereniging die gesteund werd door meer dan 3000 leden, het merendeel daarvan, zoals u zult begrijpen, enigszins 'vreemd'.
Het vreemdst was Johnsons uit Australië afkomstige echtgenote Marjory, die zichzelf al beste bewijs aanvoerde voor de platheid van de aarde: zijzelf had gegarandeerd in dat ' tegenvoetersland' nooit aan haar voeten gehangen.
"Vervang de Religie van de Wetenschap door Gezond Verstand" was hun motto. Want ieder die dat verstand gebruikt moet tot dezelfde conclusie komen, op grond van de Bijbel, op grond van denkbeelden uit het verleden en op grond van nuchtere waarneming. Hebt u soms ooit op een gekromde zee gevaren? Nou dan.
The Society gaf een blad uit, en deed er alles aan om het 'complot' van een bolle aarde aan de kaak te stellen.
In 1995 ging Johnsons huis, bibliotheek en ledenbestand in vlammen op, en daarvan heeft hij en de Society zich nooit helemaal hersteld. Het echtpaar was niet verzekerd.
Maar gelukkig is Johnsons geestelijk erfgoed nog in het jaar van zijn dood opgepakt door Daniel Shenton.
Familie van Samuel? Moet haast wel.
Dankzij Internet is de verbreiding van het idee een fluitje van een cent geworden, en Daniel, een jonge energieke Brit van 33, mag dan ook dagelijks nieuwe leden van zijn Flat Earth Society begroeten. Denk niet dat Daniel niet serieus is in zijn missie.
Hoewel hij in alle andere opzichten een normaal mens is die op z´n brommertje door Londen rijdt en gebruik maakt van GPS, Twitter en andere gemakken, is hij bikkelhard op het gebied van de Platte Aarde. Niet de zwaartekracht houdt hem met de voeten op de grond, maar de opwaartse kracht van de aardeschijf die zich vertikaal door de ruimte beweegt. Je moet er maar opkomen.

De site van de Society biedt behalve veel informatie over de geschiedenis van dit infameuze idee, ook een forum.
Daarop kunnen we zien dat honderden mensen er plezier in hebben de Platte Aarde te propageren, verdedigen of aan te vallen.
Een theorie uit vervlogen tijden? Heel zeker niet.
Zoals Johnson zei: "Wij BEWIJZEN dat de aarde vlak is door experimenten. Een platte Aarde is geen theorie, maar een FEIT." O zo.
http://theflatearthsociety.org/cms/

donderdag 10 maart 2011

DE STENEN VAN LAFCADIO


Lafcadio Hearn is een van mijn favoriete schrijvers. De meeste mensen zullen nooit van hem gehoord hebben, maar dat ligt vooral aan het feit dat hij al jaren dood is. Om precies te zijn, al ruim een eeuw.
Hearn werd geboren in 1850, als zoon van een Ierse vader en een Griekse moeder.
In de loop van zijn journalistieke carrière kwam hij in 1891 voor een opdracht in het keizerlijk Japan terecht, en dat land kroop in zijn botten.
Hearn maakte zich de taal eigen en de cultuur, wat voor een Westerling niet meegevallen zal zijn. In de jaren die hem nog restten tot zijn overlijden in 1904 doceerde hij aan de universiteit van Tokyo, en schreef hij een serie prachtige boeken over het leven in Japan, de geesten, de legenden en alles wat zijn gevoelige natuur trof.
De meeste van zijn boeken zijn herdrukt maar ook op Project Gutenberg te vinden en gratis te downloaden :
www.gutenberg.org .

Hearn was een taal- en sfeerkunstenaar. Ik ga hem nu vertaald citeren, want zelf kan ik het niet beter vertellen.
"Om de schoonheid van de Japanse tuin te bevatten is het nodig om te begrijpen - of althans te proberen te begrijpen - wat de schoonheid van stenen voor de Japanner betekent. Niet de stenen die door mensen uit groeven worden gewonnen, maar stenen die alleen door de natuur hun vorm gekregen hebben. Tot je met je hele wezen kunt voelen dat stenen karakter hebben, klank en gevoelswaarde, zal de artistieke betekenis van de Japanse tuin niet aan je geopenbaard worden. In de vreemdeling echter, ook al is hij gevoelig voor esthetiek, zal dat gevoel door studie moeten worden gecultiveerd. De Japanner is het aangeboren; de ziel van het ras begrijpt de Natuur oneindig veel beter dan wij dat doen, tenminste wat betreft de zichtbare vormen. Het werkelijke gevoel voor de schoonheid van stenen kan alleen bereikt worden door bekendheid met het Japanse gebruik en de keuze ervan. Je kunt niet over straat lopen zonder met de esthetiek van stenen geconfronteerd te worden. Als je tempels nadert die langs de weg staan, of heilige bomen, parken of begraafplaatsen, overal zul je grote, onregelmatige platte onbewerkte stenen vinden - vaak uit rivierbeddingen, gepolijst door het water en met karakters beschreven. Die stenen staan daar als offergaven, als herinneringsmonumenten, als grafstenen en ze zijn veel kostbaarder dan de stenen die met de beeltenissen van goden zijn versierd.
Bij bijna elke grote hoeve, elke schrijn zul je grote onregelmatige brokken graniet of een andere harde steensoort aantreffen, geërodeerd door de regens en omgevormd tot waterbekkens door een ronde holte te maken in de top. Dat is de gewone manier om stenen te gebruiken, ook in de armste dorpen, en als je enig natuurlijk artistiek temperament hebt, dan kan het niet anders of je ontdekt vroeg of laat hoeveel mooier deze stenen zijn dan de vormen die een steenhouwer maakt.
Het is zelfs mogelijk dat je zo gewend raakt aan de inscripties op stenen, vooral als je veel door het land hebt gereisd, dat je er onwillekeurig bij elke steen naar gaat zoeken, ook als die inscripties er onmogelijk kunnen zijn, alsof de karakters deel uitmaken, als een natuurwet, van een rotsformatie.
Op den duur zullen stenen een zekere persoonlijkheid voor je aannemen, een individualiteit die een stemming suggereert, een gevoel, zoals dat bij de Japanners het geval is. Japan is een land van suggestieve vormen in steen, zoals dat bij vulkanische landschappen vaak het geval is, en zulke vormen hebben zich in de verbeelding van het ras gevestigd in een tijd lang vóór de datum van die archaïsche tekst die ons vertelt over demonen in Izumo "die rotsen maakten, en de wortels van bomen, en het schuim op de groene wateren.
In elke provincie zijn stenen waarvan men zegt dat ze heilig zijn of onheilig, of miraculeuze krachten bezitten, of rijkdom kunnen schenken, en er zijn stenen waarvan men volhoudt dat ze zich hebben gebogen voor de monnik Daita toen hij hen de woorden van de Boeddha predikte.... "

EEN ALIEN AFTERLIFE




Robbert van den Broeke, de omstreden paragnost uit Hoeven in Brabant, maakt foto's, in het bijzijn van betrouwbare mensen. Digitaal. De jongen weet nauwelijks iets van computers, en, zoals we allemaal weten, zijn digitale foto's onmiddellijk te bekijken. Fotoshoppen is er in zijn geval niet bij.
Op de foto's van Robbert staan behalve graancirkels vreemde vortexen en menigten orbs, binnen en buiten. Ook fotografeert hij hem bekende en onbekende doden. Maar wat er óók op zijn foto's staat is een incidentele alien van het Gray type, die zich blijkbaar in zijn nabijheid bevindt. Robbert schiet zijn plaatjes over de grenzen van dimensies heen. Vandaag of morgen is hij zelf verdwenen.

Onlangs bekeek ik een Amerikaanse DVD: The Afterlife Experiments, over het Scole experimenten. Vijf jaar lang kwamen een groepje mensen bij elkaar in het Engelse dorp Scole, in de kelder, waar ze twee maal per week seances hielden, met twee begaafde mediums. Alles in het pikkedonker, maar met alle voorzorgsmaatregelen die mogelijk genomen konden worden. Bij die sessies waren op uitnodiging andere mensen, waaronder wetenschappers van o.a. de SPR aanwezig; namen die niet zomaar van tafel zijn te vegen: David Fontana, Archie Roy, Rupert Sheldrake, om er enkele te noemen. Ook illusionisten werden uitgenodigd. Nooit werd fraude aangetoond, hoewel de debunkers in de rij stonden, of course.
De experimenten werden gedeeltelijk met infrarood gefilmd, en de DVD laat 'onmenselijke' dingen zien: materialisaties, apporten, films die beschreven en belicht zijn zonder menselijke inmenging, een ronddraaiende tafel met de snelheid van een bromtol.
Maar om dat alles gaat het niet.
Wat er langskwam op een van die films was een Gray.
Een Gray. Yes.
Wel het laatste wat een mens bij een seance verwacht aan te treffen.

Op YouTube zijn enkele filmpjes te vinden waar lichten in de lucht orbs zijn. UFO's als reusachtige orbs, maar behalve door hun formaat op geen enkele manier te onderscheiden van de bollen die door onze kamers zweven en die, voor alle duidelijkheid, niet als stof of reflecties of waterdruppels wegverklaard kunnen worden, gewoon omdat ze intelligent bewegen. Stof doet dat bij mijn weten niet.
En orbs worden vaak geïnterpreteerd als zielen, op goede gronden. Dus wat doen ze dan als een helder licht aan de hemel, in dat formaat?

Nou hoeft niet alles wat er hetzelfde uitziet ook hetzelfde te zijn. Maar het is wel iets om even bij stil te staan.
En of het zo moet zijn, vind ik op de site van Whitley Strieber een artikel over UFO's, Aliens, Ziel, Afterlife, etc. Strieber heeft ervaringen met ongeveer elk paranormaal verschijnsel maar heeft zich tegen wil en dank gespecialiseerd in aliens. Wie hem niet kent leze zijn boeken.

Op zijn blog 'Dreamland' plaatste Strieber in 2009 zijn kijk op het een en ander.
Hij zegt dat 'buitendimensionale' Grays soms vergezeld worden van mensen die in onze dimensie al dood zijn.
Die mensen zien er dan normaal uit. Het komt vaak voor dat mensen die een Close Encounter beleven ook (tegelijkertijd) een overleden familielid zien.
Strieber vermoedt dat er een verbindende factor is tussen aliens, de doden en onze ziel, en hij denkt dat aliens toegang hebben tot wat wij onder 'afterlife' verstaan. Als de doden in een andere dimensie voortleven dan is het blijkbaar zo dat aliens toegang hebben tot die dimensie en er naar believen in en uit kunnen gaan, zoals ze ook onze aardse dimensie kunnen binnenkomen.
Het lijkt beangstigend, we zien ons leven na de dood liever vrij van Grays, waarvan we nog maar moeten afwachten of ze goeie bedoelingen hebben.
We kunnen ons zonder al te veel hersengymnastiek werelden voorstellen die elkaar raken, of soms overlappen.
Daar waar dimensies samenkomen zien wij doden, aliens of andere wezens.
Het beangstigende zit 'm dan ook niet in zo'n concept, maar meer in het feit dat we maar schijnen te moeten afwachten wie of wat onze dimensie verkiest binnen te komen, zonder dat we daar iets tegen kunnen ondernemen.
Onze hersens lijken niet gebouwd op het onvattelijke. Er zit een grote rode panic button in ons hoofd, en het alarm gaat af zodra werelden die niet 'all in the game' van ons wereldbeeld zijn, zich plotseling een weg in onze levens banen.
Strieber oppert dat de doden zich vaker aan ons zullen vertonen naarmate de sluier tussen hun werelden en die van ons dunner wordt. Dat lijkt wel het geval te zijn.
Dat Aliens daar de hand in hebben lijkt mij persoonlijk duidelijk, als we kijken naar de vele hints in hun richting in paranormale verschijnselen, mariale schouwspelen en het 'trickster' karakter van elk onverklaarbaar paranormaal fenomeen. We komen er niet met het idee dat we alleen de wetten nog niet kennen, maar dat alles in werkelijkheid (wat is werkelijkheid?) uiteindelijk zal blijken te beantwoorden aan universele richtlijnen.
Het minuscule stukje werkelijkheid dat wij zien kan ons niet het flauwste vermoeden geven van de totaliteit. We klampen ons vast aan wetenschap, of aan spiritualiteit, aan ons begrip of ons vermoeden, maar de vragen stapelen zich op, en niets is wat het lijkt.
Want wat zijn demonen? Aliens? Djinn, zoals sommigen denken?
Is het hele heelal een maaksel van een onvoorstelbare intelligentie die met ons klassieke godsbeeld niets te maken heeft, maar eerder met de evolutie van de Geest, over triljoenen jaren?
Een maaksel waarin technologie en biologie niet meer van elkaar te onderscheiden zijn?
Wie de patronen in de gaten houdt weet dat er meer aan de hand is dan 'alleen maar' een stuk 'nog niet de vinger kunnen leggen' op het hoe en waarom. Er is naar mijn stellige overtuiging wat dat betreft geen hoop; de uiteindelijke waarheid zal ons, for better or worse, blijven ontgaan.


"I think the universe is very deep and unfathomable,
and where there is an open mind, there will always
be a frontier."
--Dr. Beverly Rubik

DE STOTTERENDE KONING


Op internet en in de Engelse pers is het een en ander te doen over de onlangs uitgebrachte film 'The King's Speech' . De film is gebaseerd op historie, beschreven in het gelijknamige boek van Mark Logue en Peter Conradi.

Mozes stotterde, en had Aaron om het woord te doen. Maar koningen moeten hun mond open kunnen doen zonder problemen. Anders zijn ze ongeschikt voor hun vak. Stel u een troonrede voor met een stotterende koningin. Wat een pijnlijke momenten zou dat opleveren.

Koning George VI (1895-1952) ► de vader van Elizabeth II, was een stotteraar.
Maar met de hulp van de Australische stemspecialist Lionel Logue (1880-1953) overwon hij zijn handicap. Het verhaal (geschreven door Lionel's kleinzoon) en de film gaan over de therapie en genezing van de koning, en over de vriendschap die ontstond tussen beide mannen.
Hoewel het hoe dan ook een bijzonder verhaal is, ontbreekt er een element aan dat het nog bijzonderder maakt: Lionel Logue was een Spiritualist.

Maar eerst iets over Lionel's roeping.
Geboren in Adelaïde, in zuid Australia ontdekte hij als jongeman de schoonheid van ritme en klank tijdens het lezen van het beroemde gedicht van Longfellow, 'Hiawatha' . Met zijn aangeboren gevoel voor taal wilde hij zich verder ontwikkelen in dramatische vaardigheden en vertelkunst.
In 1911 ging Logue zich verdiepen in spreken in het openbaar, en na de Eerste Wereldoorlog behandelde hij soldaten met spraakproblemen tengevolge van shell-shock.
In 1924 verhuisde hij met zijn vrouw Myrtle en hun drie kinderen naar London, waar hij een praktijk opende voor spraaktherapie. Daar werd hij in 1926 gevonden door Albert, Duke of York, de latere King George VI. De toekomstige koning was beducht voor spreken in het openbaar, en zulke noodzakelijke gelegenheden waren zowel voor hem als voor de toehoorders een kwelling.
Logue diagnosticeerde zijn probleem en gaf hem stemoefeningen van een uur per dag.
Er ontstond een warme vriendschap tussen de twee mannen, en de therapie ging door ook toen Duke Albert in 1936 tot King George werd gekroond. In Buckingham Palace was Logue als kind aan huis.
De spraak therapeut gaf de koning 'tongtwisters' om op te oefenen als hij een publieke speech moest houden. In de loop van 20 jaar leerde de koning met steeds meer zelfvertrouwen spreken, en op den duur was er van zijn stotter niets meer te merken. Meestal was Logue op de achtergrond aanwezig bij de speeches van de koning. Zo ook op 8 mei 1945 bij de bevrijdingsspeech na de capitulatie van Duitsland. Logue was toen al geridderd door de koning voor zijn buitengewone verdienste. Tot diens dood bleef de vriendschap. Logue leefde maar een jaar langer dan de koning.
Myrtle, Logues aanbeden vrouw, was gestorven in 1945. De ontroostbare therapeut overwoog zelfmoord, maar gelukkig nam hij contact op met de in die dagen beroemde journalist en Spiritualist Hannen Swaffer, in de hoop dat die hem naar een goed medium kon verwijzen. Dat bleek geen probleem. Swaffer benaderde Lilian Bailey, die meteen toestemde een 'man in grote moeilijkheden' te helpen. Bailey en Logue kenden elkaar niet en Swaffer had geen informatie gegeven, zoals dat hoort bij bonafide mediums.

Meteen aan het begin van de seance, nog vóór Bailey in trance ging, meldde zij de aanwezigheid van koning George V, die haar vroeg zijn dank over te brengen voor wat Logue voor zijn zoon had gedaan. Bailey was van haar stuk gebracht. Koningen komen niet dagelijks langs, tenslotte. Bij die eerste seance kwam Myrtle nog maar vaag door. dat veranderde bij de tweede bijeenkomst. Een ontroerende scène volgde waarin Logue werd overtuigd van haar voortbestaan en de onsterfelijkheid van hun liefde. Samen met haar gids, William Wootton, beantwoordde het medium alle vragen die Logue aan Myrtle wilde stellen, en voor hem was er na een aantal zittingen geen enkele twijfel meer: Myrtle en hij zouden elkaar terugzien.
Logue kraag ook informatie over zijn 'onbegrijpelijke'vertrek uit Australië en zijn drang om in Londen te gaan wonen. Dat was allemaal de bedoeling geweest. Bovendien bleek nu dat Logue zelf ook psychische gaven had, waardoor hij vaak een diagnose kon stellen bij zijn patiënten nog voor ze iets hadden gezegd.
Na zijn dood in 1953 keerden Lionel Logue en zijn 'soulmate' Myrtle beiden terug in de kring van Lilian Bailey.