uit Carol Neiman: Miracles
Er was eens een man die zo buitengewoon goed was dat God hem naderde omdat hij hem de macht wilde geven om wonderen te verrichten.
De man weigerde. "Mijn leven is zo eenvoudig nu", zei hij, "en zo vol schoonheid. Ik kan me niet voorstellen dat er nog meer dan dat zou zijn. En ten tweede: die goedheid die u zegt dat ik zou bezitten is niet míjn goedheid - in feite wordt ik door goedheid bezeten, en goedheid doet zijn werk zonder dat ik daar tussen kom.
Als u mij de macht gaf om wonderen te doen dan zou u me iets geven waar ik erg goed buiten kan. Ik heb al mijn bezittingen al lang geleden achter me gelaten. Dus alstublieft, neem uw miraculeuze krachten en geef ze aan iemand anders.
God probeerde de man over te halen, en zei dat de wereld nou juist zo om wonderen zat te springen en dat er maar zo weinig goede mensen waren die hij de macht om ze te doen kon toevertrouwen.
Uiteindelijk stemde de man toe, maar op één voorwaarde: dat elke wonderbaarlijke gebeurtenis zich achter zijn rug zou voltrekken en dat hij er zelf niets over zou weten.
Op die manier zou hij veilig zijn voor de verleiding van belangrijkheid en ego.
God ging in op die voorwaarde, en de wonderen vonden plaats in de mans schaduw.
Terwijl hij zich van de ene plaats naar de andere begaf, maakte zijn schaduw droge paden groen, gaf verwelkte planten nieuw leven, liet helder water in uitgedroogde beken stromen, gaf een frisse kleur aan bleke kinderen en vreugde aan ongelukkige mensen.
Maar de man merkte daar niets van, en ging gewoon door met wat hij altijd had gedaan: goedheid verspreiden zonder er zelf op te letten.
De mensen die hij ontmoette respecteerden zijn nederigheid. Zij volgden hem in stilte en spraken niet over zijn wonderen.
Op den duur vergaten zij zelfs zijn naam, en ze noemden hem "De Heilige Schaduw."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten