dinsdag 28 september 2010

WONDERBOOM

In een boek uit 1931 van Manly P. Hall, The Phoenix, vind ik een stuk over 'tovenarij in Azië' .
In de tijd dat mysticus Manly Hall dit verhaal schreef was er in het verre Oosten nog geen sprake van verwestelijking, en waren de oude tradities van India, Tibet en andere landen nog betrekkelijk ongerept, ondanks de invloeden van buitenlandse overheersing.
Hall schrijft: "De kinderen van Azië groeien op in de aanwezigheid van wonderwerkers en heiligen. Daarom gelooft het opgroeiende kind in magie, door het bewijs van zijn zintuigen en door de culturele achtergrond van voorouderlijke geschiedenis. Hij twijfelt er niet aan of magie is echt."
En dan gaat hij verder met het vertellen van wonderbare gebeurtenissen en verschijnselen.
Zoals dat van de wonderboom:

"Het grote klooster van Kumbum ligt bij Amdo, in het grensgebied tussen Tibet en China.
Het is een groep gebouwen, om een centrale tempel heen. Hier bevindt zich de Tibetaanse Alfabet boom, alleen voor gelovigen bereikbaar. Hij wordt ook wel de 'Boom van de Tienduizend Beelden' genoemd.
De boom zelf is kort en dik met een massa lage in elkaargegroeide takken.
Abbé Huc, een Lazarist missionaris die samen met zijn collega Abbé Gabet de lamaserie rond 1850 bezocht, beschreef de boom aldus:
"Aan de voet van de berg waar de lamaserie staat, en niet ver van de centrale Boeddhistische tempel, is een open ruimte omgeven door muren. Toen wij daar naar binnen gingen was ik in de gelegenheid om de prachtige boom, waarvan enkele takken boven de muur uitkwamen, op mijn gemak te onderzoeken. Mijn ogen werden getrokken naar de bladeren, en ik werd vervuld van absolute verbijstering toen ik met eigen ogen zag hoe op elk blad een welgevormd Tibetaans teken stond, waarvan sommigen lichter, andere donkerder dan het blad zelf waren.
Onze eerste gedachte was er een van wantrouwen. Was het fraude van de kant van de lama's? Maar na een minutieuze inspectie van ieder detail konden we absoluut geen bedrog ontdekken; de karakters op de bladeren leken een geheel te vormen met ieder bald, inclusief nerven. De karakters waren ook op ieder blad verschillend geplaatst: bij sommigen bovenaan, bij anderen in het midden, aan de zijkant of onderaan het blad. De jongere bladeren hadden vaak nog niet geheel gevormde tekens.
De schors van de boom was eveneens bedekt met tibetaanse karakters, en verwijderde met de opperste schors dan lagen daaronder al nieuwe karakters te wachten, vaak andere dan die op de oude schors te zien waren. Wij onderzochten alles met aandacht, om eventueel bedrog te kunnen ontmaskeren maar we konden absoluut geen enkele fraude ontdekken. Transpiratie liep ons over het gezicht onder invloed van de wonderlijke sensaties die wij door dit fantastische spectakel ondergingen."

De Lama's informeerde de Abbé dat de boom eenmaal per jaar enorme rode bloemen draagt. De bladeren zijn altijd groen en de boom heeft een geur die het meest doet denken aan kaneel.
In een boek met legenden rond de Dalai Lama's vinden we iets over de mythische ontstaansgeschiedenis van de boom en het klooster:
De derde Dalai Lama, Gyalwa Sonam Gyatso (1543-1588), was een groot prediker. Hij was buitengewoon geïnteresseerd in het pelgrimsoord in Amso, waar Lama Tsong-kha-pa, de guru van de eerste Dalai Lama, geboren was (1357). De legende wil dat de nageboorte van de heilige op de grond viel, en dat daaruit de boom ontsproot.
De derde Dalai Lama had over de boom ggehoord sinds hij een kind was, en hij wilde hem dolgraag met eigen ogen zien.
Na zijn bezoek stichtte hij op de heuvel boven de boom het Kumbum klooster; de Hermitage van de Honderd Duizend Buddha's. Dit klooster zou het grootste en belangrijkste monastieke college worden in Oost Tibet.
Na het opgaan van Tibet in China zijn er nog 400 monniken over van de duizenden die er ooit woonden.
Het klooster is een toeristische trekpleister en van de authentieke sfeer is weinig meer over.
De boom is weg. Wanneer die verdween is onduidelijk.
Misschien is hij een natuurlijke dood gestorven, misschien ook niet.
Wat er waar is geweest van de boom die ooit zoveel mensen in contact bracht met het ongelofelijke - dat hangt af van ons eigen geloof in wonderen.

VERTIKAAL

Ken Webster schreef in 1989 een opmerkelijk boek: The Vertical Plane.
Ik lees wat af, maar dit boek hoort tot mijn absolute favorieten.
Waarom? Omdat het een doordenker is op het gebied van tijd, dood en nog zo wat behoorlijk veelzijdige concepten. En denken is nooit weg, naar mijn niet zo bescheiden mening.
Verder is het ook een gek boek, dat door de meeste mensen als een bizarre fantasie zal worden beschouwd.
Maar dat is het niet. Webster beschrijft zijn eigen ervaring.
Die ging zo.
Op een morgen ontdekt Ken op zijn simpele computertje - in een tijd toen computer files nog overzichtelijk en schaars waren en lang voor spam en internet ons allen in een nieuwe tijd binnenzogen - een bestand dat hij er niet op had gezet.
Het bevat een onbegrijpelijke tekst in oud-Engels.
Ik vergat te vertellen dat Ken Webster in Engeland woont, in het landschap van de Cheshire Cat, in Dodleston aan de river Dee, nabij Wales.

Vanaf het moment van dat eerste bericht groeit er een onvoorstelbare briefwisseling tussen Ken Webster en een man uit de 16de eeuw, Tomas Harden. Tomas heeft in hetzelfde huis gewoond waar Ken en zijn vriendin Debbie wonen.
Sterker nog, hij woont er nog steeds, en het kost dan ook heel wat moeite om Tomas ervan te overtuigen dat het bij sommige mensen intussen de 20ste eeuw is geworden.
Hoe Tomas - die zich aanvankelijk Lukas noemt - op de computer van Ken terecht komt blijft een beetje vaag, maar Lukas zegt dat er in zijn huis 'iets' is opgedoken waarop hij boodschappen kan schrijven, die vervolgens naar de 20ste eeuw worden gestuurd, blijkbaar. In een later stadium laat Tomas ook geschreven boodschappen op de tegelvloer achter.
Het Engels van die dagen is lastig, en Ken haalt er Peter, een vriend bij om Lukas boodschappen te interpreteren, en studeert zelf wat bij. Tomas heeft interessante details te melden over het huis waar ze samen - nou ja - in wonen, en Ken brengt Tomas voorzichtig op de hoogte van wat er sinds 1550 allemaal is veranderd. Dat heeft gevolgen voor Tomas die in een primitieve tijd leeft, waarin wetenschap en magie hand in hand gaan.
De betrokkenheid tussen beide mannen groeit, en daarmee ook de verantwoordelijkheid als de Inquisitie Tomas op de brandstapel wil gooien vanwege hekserij. Op de nipper wordt dat gevaar afgewend.
Debbie, de vriendin van Ken, heeft een meer direct contact met Tomas via dromen, en zij schijnt zo nu en dan verplaatst te worden naar de 16de eeuw, waar ze Tomas ontmoet in het huis zoals het er in die tijd uitzag.
Van dat bouwsel is alleen nog de stoep over.

Later in het verhaal komen er boodschappen door die een typische 'trickster' inhoud hebben, maar misschien ook een verklaring bieden. 'Iemand' gaat zich met de zaak bemoeien, in slechtgespeld Engels, en die noemt - of nummert - zich 2109. Uit de boodschappen blijkt min of meer dat het hier om een experiment gaat waarbij verleden, heden en toekomst betrokken zijn.
Het afscheid komt een keer, als Tomas' middeleeuwse omstandigheden hem teveel onder druk zetten. De inquisitie laat hem niet met rust. Een pijnlijk moment, voor beide partijen. Vriendschap kent geen tijd.

Ken Webster houdt van het hele gebeuren een uitvoerig dagboek bij.
Het boek is voorzien van commentaren op de parapsychologische aspecten van het verhaal. Verschillende mogelijke verklaringen worden besproken. In een appendix wordt verder op de authenticiteit van Tomas' taalgebruik ingegaan.
Tomas, aan de onderkant van 'The Vertical Plane' heeft ook alles wat hij beleefde met zijn 'true fellow and sweet maid' opgeschreven, en misschien wordt dat boek ooit nog gevonden.

zaterdag 25 september 2010

PARAMETERS

Er is iets merkwaardigs gaande.
We zouden kunnen spreken van verwarring.
Als ik op internet het woord 'paranormal' intik dan krijg ik zowat alles van UFO's tot de Chupacabra. Door de bomen is het bos niet meer te vinden.
Het onderscheid tussen paranormaal, parapsychologie en 'weird' is zoek.
Misschien zijn definities niet belangrijk voor de meeste mensen, maar ik zou toch wel een onderscheid willen maken tussen het veld van de parapsychologie en alle andere 'Forteana', om ze zo omwille van de duidelijkheid maar even op een hoop te vegen.

Parapsychologen - de soort die er voor doorgeleerd heeft - onderzoeken alleen datgene wat met onze geest te maken heeft; de vaak nog onbegrepen connectie tussen binnen en buitenwereld en de vermogens van mensen om die connectie tot stand te brengen, gewild of ongewild. Parapsychologie gaat over interactie. Daarbinnen bevinden zich de parameters van 'paranormaal' .
Psi, poltergeists, PK, voorspellingen, energy healing, dat is parapsychologie.
Daarnaast is er de 'buitengewone menselijke ervaring' zoals die in de transpersoonlijke psychologie wordt beschreven. Daaronder vallen bv BDE's, uittredingen, reïncarnatie-herinneringen en mystieke en religieuze ervaringen.
Ook die zijn in principe studieobject voor parapsychologen, hoewel ze naar hun aard moeilijker te onderzoeken zijn dan de fenomenen die zich lenen voor testsituaties. Al deze fenomenen kunnen we 'paranormaal' noemen.

Het veld is dus best breed. Maar parapsychologen kun je op de kast krijgen door UFO's paranormaal te noemen, of Bigfoot onder hun neus te houden.
Gelijk hebben ze. In principe gaat het daar over objectieve waarnemingen die niets met de werking van de geest te maken (hoeven te) hebben.
En daar zit'm nou de kneep, en de verwarring.
Want heel veel verschijnselen die wij als objectief beleven, hebben ook een ongrijpbare kant.
Alleen is die kant in de regel er niet eentje die door onze geest wordt veroorzaakt.
Stel: ik zie natuurgeesten. (was't maar waar) . Dan ben ik misschien helderziend, en daarmee interessant in parapsychologisch opzicht. Maar de natuurgeesten beantwoorden aan hun eigen wetten, en die hebben aan parapsychologie geen boodschap. Hetzelfde geldt voor bv aura's en geesten: die kan ik zien als ik helderziend ben - paranormaal begaafd - maar ze zijn er ook als ik dat niet ben; ik heb (in principe) geen invloed op hun bestaan.
Objectieve verschijnselen als UFO's, graancirkels, orbs, kikkerregens of cryptozoölogische critters mogen 'weird' zijn, maar ze zijn niet paranormaal. In principe zijn ze zichtbaar en meetbaar voor iedereen, zonder dat je daar paranormale gaven voor hoeft te hebben. Wat niet wegneemt dat ze grondig onderzocht moeten te worden.
Alleen niet door de parapsychologie.

OUT OF INTO THE BLUE

Dat er op veel plaatsen op de wereld merkwaardige 'out of place' dieren en mensen worden gezien is nagenoeg bekend.
Over de herkomst kunnen we speculeren, en als we bijvoorbeeld voor't gemak de vele grote katten in Engeland bij de kop nemen, een menagerie die tot de best gedocumenteerde hoort, dan raken we al helemaal de kluts kwijt.
Want geen enkele verklaring, logisch of vergezocht, past op alle sightings.
Natúúrlijk is het mogelijk dat sommigen ooit zijn ontsnapt uit de kooi die een getikte verzamelaar van Gevaarlijk in z'n achtertuin heeft staan.
Natúúrlijk is het waarschijnlijk dat sommigen het verschil niet zien tussen een kat in de verte en een zwarte panter, en poes voor een gevaarlijk roofdier verslijten.
Natúúrlijk is het denkbaar dat in een mistig landschap een koe of een grote hond voor een felien gevaar wordt versleten.
Allemaal mogelijk. Maar in alle gevallen waar?
Nee. Sommige sightings zijn vreemder, ongrijpbaarder en mysterieuzer. Bijvoorbeeld degenen die sporen achterlaten die ergens spontaan ophouden. Alsof de eigenaar rechtstandig de lucht in is gestegen.
Maar niet alleen grote misplaatste katten weten hoe dat moet.

Eind december 1981, lees ik in 'Borderlands' van Fortean Times redacteur Mike Dash, waren vier jongens en een paar honden aan het wandelen in de Hackney Marshes, een natuurgebied niet ver van Londen.
Er lag een dikke laag sneeuw, en sporen van dieren waren dus makkelijk te volgen.
De jongens ontdekten sporen met drie klauwen in de sneeuw, en een van hen dacht dat die van een beer waren.
Terwijl ze de sporen volgden kwam hen een echtpaar van middelbare leeftijd tegemoet die hen vroeg of ze wisten dat er een beer los was. De man wees in de verte en waarschuwde de jongens niet verder te gaan vanwege het gevaar. Toen begonnen de volwassenen sneeuwballen te gooien naar de jongens.
Ongebruikelijk gedrag, zou je kunnen zeggen.
De pubers waren natuurlijk alleen maar geprikkeld om wél verder te gaan, en jawel hoor, op een gegeven moment stonden ze oog in oog met een 'reusachtig groot grommend harig beest' dat op z'n achterpoten stond.
Was het werkelijk een beer? In feite kan het ook iets anders geweest zijn, want een beer heeft geen poten met drie tenen.
Hoe dan ook, de jongens zetten het op een lopen, en meldden het voorval aan het gezag.
De volgende dag zocht de politie 50 hectare natuurgebied af met honden en een helicopter, maar behalve de sporen werd er niks meer gevonden. Wel was het enigszins merkwaardig dat de duidelijke sporen heel plotseling ophielden in the middle of nowhere - en de rest was maagdelijke sneeuw.
Dus werd uitgegaan van een grap. Een grappenmaker belde de politie om te zeggen dat hij in berenpak verantwoordelijk was voor de consternatie. Leuk, Leuk, Leuk.
Maar onmogelijk.
Verhuurbedrijven van berenpakken hadden ze allemaal nog in de rekken hangen, en bovendien gingen die over de schoenen heen, en maakten daarom geen drieklauwige sporen.
En mensen in berepakken verdwijnen niet spoor-loos.
Het vreemdst in deze hele geschiedenis is het echtpaar dat zo mooi aansloot bij de berenpoten en zich zo vreemd gedroeg.

Zo'n echtpaar kwam het leven binnen van een paar jonge mannen die in Amerika een stuk wildernis aan het verkennen waren. Twee dagen al hadden ze geen mens gezien, en er was geen reden om aan te nemen dat dat op korte termijn zou gebeuren. Weinig mensen waagden zich op een regenachtige koude dag zo ver van de bewoonde wereld. Uit balorigheid losten ze een paar schoten.
Ineens stonden daar een man en een vrouw. De vrouw was gekleed alsof ze ging winkelen in plaats van ploeteren door ongebaande natuur. Ook de man zag er 'raar' uit. Hun gedrag was nog vreemder. Op vragen waar ze vandaan kwamen en wat ze naar die plek bracht gaven ze antwoorden die onmogelijk konden kloppen, en de stad waar de beide hikers woonden, een centrum in de regio, scheen hen niets te zeggen.
Het gesprek verliep bizar, en het hele voorval leek te gek voor woorden . Ineens viel het een van de mannen op dat de echtelieden geen spatje modder of nattigheid op hun kleding had, terwijl het al uren regende en mensen die een eind door de natuur sjouwen daar de sporen van dragen.
Ze namen afscheid en het echtpaar liep het pad verder omhoog. De hikers gingen de andere kant op. Toen ze even later nog eens omkeken naar het ongewone stel, waren die al zoveel verder op de heuvel dat ze bijna niet meer te zien waren.
Geen sterveling kon die afstand, tegen de heuvel op, op zulk schoeisel en in dat weer in enkele minuten afleggen. Uitgesloten. Onmogelijk.
Geen sterveling.

INTERVIEW MET GOD

Bron: Internet, anoniem (overgenomen en vertaald uit Two Worlds)

Ik droomde dat ik een interview had met God.
"Dus jij wilde Mij interviewen? " vroeg God.
"Als U tijd hebt,"zei ik.
God glimlachte en zei: "Mijn tijd is eeuwigheid. Welke vragen had je in gedachten?"
"Wat verbaast U het meest wat betreft de mensheid?"vroeg ik.
God antwoordde:
"Dat mensen genoeg krijgen van hun kindertijd. Ze haasten zich om op te groeien en dan willen ze weer kinderen zijn.
Dat ze hun gezondheid riskeren door veel geld te willen verdienen, en dan hun geld kwijt raken om hun gezondheid te herstellen.
Dat ze door bezorgd te zijn over de toekomst vergeten te leven in het heden, zodat ze het moment voorbij laten gaan.
Dat ze leven alsof ze nooit dood zullen gaan en doodgaan alsof ze nooit geleefd hebben."

God nam mijn hand in de Zijne en we waren even stil. Toen vroeg ik: "Als ouder, wat zijn de levenslessen die U Uw kinderen wilt meegeven?"
God antwoordde met een zachte glimlach, en zei: "leren dat het onmogelijk is om iedereen van je te laten houden, maar anderen toestaan om van je te houden."
Te leren dat het niet goed is jezelf te vergelijken met anderen.
Te leren dat een mens die alles heeft niet iemand is die het meeste heeft, maar die het meeste nodig heeft.
Te leren dat er maar een paar seconden voor nodig zijn om diepe wonden te maken in de mensen van wie we houden, en dat er jaren nodig zijn om ze te helen.
Te leren vergeven door vergeving te practiseren.
Te leren dat er mensen zijn die van je houden, maar soms niet in staat zijn om hun gevoelens te uiten.
Te leren dat twee mensen naar hetzelfde kunnen kijken en het verschillend zien.
Te leren dat het niet altijd genoeg is om door anderen vergeven te worden, maar dat je jezelf moet kunnen vergeven.
En te leren dat Ik er altijd ben...."

dinsdag 21 september 2010

DE SLAPELOZE HEILIGE

Aristos Psaras, vert. van internet

Zeven jaar geleden bezocht ik Dharamsala, de verblijfplaats van de Dalai Lama. De stad ligt tegen een berghelling , meer dan 2000 meter hoog in de Himalaya. Veel bezoekers worden er naar toe getrokken. Een reisbureau had ons verteld dat we beslist naar de '24 uur lama' moesten gaan; een Buddhistische monnik die al jaren niet meer sliep. Dat opmerkelijke feit had hij bereikt door een vorm van meditatie, die een vervanging was voor de slaap die gewone stervelingen behoeven.
Hij moet wel een wijs mens zijn, dacht ik, toen ik begon aan een vijf uur lange wandeltocht naar het afgelegen klooster waar de monnik verbleef. Ik vermoedde dat de man allicht een hoop tijd had, aangezien hij nooit hoefde te slapen. Dus misschien zat het er in dat ik tot hem toegelaten zou worden voor een gesprek.
Zes uur later werd ik binnengeloodst in de spartaanse cel van de man die al jaren niet gedroomd had. Ik werd getroffen door de Buddha-achtige rust die hij uitstraalde. In de aanwezigheid van deze buitengewone monnik voelde ik me klein en onbeduidend.
De vriendelijke Engels-sprekende monnik die me naar hem toegeleid had, fluisterde " kniel voor hem. Misschien wil hij je zijn zegen geven."
Ik besloot echter een gooi te doen naar wijsheid en een vraag te stellen die me meer waard was dan een zegen.

Toen de tolk mijn verlangen had vertaald, vroeg de monnik: "welke vraag zou je willen stellen?"
"Hoe moet ik verder op het spirituele pad?" vroeg ik .
Meer gefluister in een exotische taal. Mijn tolkende vriend vertaalde: "De lama zegt: 'vertrek niet op zaterdag! "

De 24 uur - wakker lama knikte stralend in mijn richting.
Ik was verbijsterd. Een tocht van 5 uur, een rugzak vol met offergaven - en nu weer een wandeling van 5 uur terug langs het verraderlijke spoor door de Himalaya. Misschien verwachtte ik teveel, dacht ik. Wat wou ik eigenlijk van hem? Instant verlichting? Een beetje wijsheid was niet gek geweest, maar "Vertrek niet op zaterdag??"

Was dit de een of andere Zen Buddhistische paradox , waarin een juweel van wijsheid besloten lag? Belachelijk! De man was een Tibetaanse Buddhist!
Op zondagmorgen, wachtend bij de plaats waar de bus moest komen die ons langs een gevaarvolle, tien uur durende route door de bergen zou vervoeren, kwam m'n reisgenoot aanrennen, roepend: "Da's balen! Een vertraging van drie uur! Ik sprak net een politieman daarginds...hij zegt dat er gisteren een bus is gecrasht, met 14 doden als gevolg.

De weg is geblokkeerd door reddingswerkers. Maar goed dat we gisteren niet zijn vertrokken, zoals we van plan waren!"
Ik was geschokt. In gedachten was ik terug bij de glimlachende Boeddha. Verwondering en vreugde overvielen me. Hij had me een perfect antwoord op m'n vraag gegeven. Als ik zaterdag was vertrokken, zou er geen sprake meer zijn geweest van spirituele vooruitgang.
Het zo onbeduidende antwoord op mijn hoopvolle vraag bleek verbijsterend in z'n implicaties.

KLOKKEN

Onlangs ging ik naar een bijeenkomst die gehouden werd in mijn geboortestad Amsterdam, vlak bij de katholieke Agneskerk. Op die kerk heb ik m'n hele jeugd uitgekeken, en de klokken van die toren luidden elke zondag ook voor mij, al was ik van een ander geloof. Dat gebeier had ik in vele jaren niet meer gehoord, maar die zondag viel het geluid uit met mijn herinnering en dat van buiten na 40 jaar samen. Klokken verjaren niet.

Waarschijnlijk is er niemand onder ons die niet geraakt wordt door klokken. Of het nou herinneringen zijn aan de kerk waar we in onze jeugd naartoe gingen, of die van het kleine kerkje die uitgalmt over het groene dal van onze vakantie, het carillon dat z'n iets valse tonen boven de stad uitzingt, of de machtige klokken die we zagen toen we een kerktoren beklommen - klokken hébben iets. Ze beroeren een snaar.
Dat 'oer-gevoel' is niet alleen iets van onze doorbeierde cultuur; het is universeel.
Legenden over klokken en bellen zijn er legio en wereldwijd.
Ook bij ons. Want die klok die de gelovigen oproept om ter kerke te gaan, of laat horen dat er iemand begraven wordt, is tegelijkertijd de klok die de kwade geesten op een afstand houdt.
Klokgelui is, of liever was in onze cultuur de markering van vreugde en verdriet, een aankondiging van brand en natuurrampen, en een oproep tot samenkomst en geloof. Klokken verbonden mensen.
Toen de Bolsjewieken in de 20er en 30er jaren doende waren om de kerk uit te bannen en de boeren tot het communisme te bekeren, was het eerste waar ze voor gingen het verwijderen van de kerkklokken, nog vóór ze de priesters gevangen namen.. Zonder die bronzen stem geen macht, dachten ze. Maar menig dorp verdedigde zijn kerklokken met hand en tand, alsof het hun familie was. En dat was het ook.
.
Hoewel er ook in de bijbel al sprake is van bellen voor liturgische doeleinden, is het gebruik van klokken in het Christendom terug te voeren tot rond de 6de eeuw. Waarschijnlijk via de Kelten in gebruik gekomen, waar nog enkele oeroude voorbeelden van bewaard zijn gebleven.
Klokken bestemd voor een katholieke kerk werden door een priester gezegend of zelfs gedoopt voor ze in gebruik genomen werden. Want stel je voor dat hun gebeier ook de goede geesten zou wegjagen. En dat niet alleen; vaak krijgen klokken ook een naam, en soms een inscriptie die getuigt van de 'persoonlijkheid' van de bel.
Een belangrijke ceremonie, schrijft Thomas Dyer in 1891, was de zegening en de naamgeving van de kerkklok. In dit opzicht volgeden de priesters alle ceremonies die ook gebruikt werden bij het dopen van kiinderen. De klok werd naar het doopvont gebracht, het had peetooms en peettantes, werd met wijwater besprenkeld en gezalfd met olie, en dan werd hij bedekt met een wit kleed, zoals dat ook bij kinderen gebeurde, als teken van onschuld.
Vervolgens werd er een feest gegeven voor dorp of stad, een ceremonie die ook na de Reformatie in gebruik bleef.
"O, what a preacher is the time-worn tower, reading great sermons with its iron tongue!"
("O, wat een prediker is de verweerde toren, machtige preken lezend met ijzeren tong!")
zegt een blad uit 1854.

In 'British Goblins' van Wirt Sikes uit 1881 wordt ingegaan op legenden rond bellen en klokken:
"Er is een oud geloof dat het geluid van brons betovering verbreekt, maar het ook kan veroorzaken. Oorspronkelijk werd de klok niet geluid voor de doden, maar voor de stervenden, omdat het geloof bestond dat kwade geesten in de buurt van een zieke op de loer lagen, om hem te bespringen op het moment van zijn dood. Later werd het klokgelui verplaatst naar de uitvaart. Het was gebruik dat de begrafenisprocessie werd voorafgegaan door een speciaal aangewezen bel-luider, de 'passing - bell' van brons die de ziel moest bevrijden uit de greep van kwade geesten."
Ook schrijft Sikes: "De Welsh ( bevolking van Wales) waren ervan overtuigd dat klokken wonderen konden doen, dieven konden ontmaskeren en zieken konden genezen. Er waren klokken die door hun plotselinge gelui stormen of andere rampen voorspelden."


In Engeland was er een gebruik om een zwangere vrouw met een touw om haar middel met de kerkklok te verbinden, en als die dan drie keer geluid werd, was de vrouw verzekerd van een voorspoedige bevalling.
Nog vreemder is dat er bellen waren die ervan verdacht werden 's nachts aan de wandel te gaan. Sommige handbellen werden daarom stevig vastgebonden met een gezegend stuk vlastouw.
Met mensen die klokken stalen liep het ook al niet goed af: de grote klok van St. David, Pembrokeshire, die in de tijd van Cromwell werd gestolen, zonk met het schip naar de bodem van de zee. Als er nu een storm aankomt bij de kust van Pembrokeshire, kan men, zegt men, de bel nog horen luiden.
Overigens is dat ook iets wat in Nederland voorkomt. Het verdronken land van Saeftinghe kent zo'verhaal, en het is het enige niet. Soms gaat het dan om ongewijde klokken, die 'door de duivel' in het water zijn gegooid, en zo nu en dan van zich doen horen. Andere klokken zoeken voor die ongerijmde activiteit Kerstavond uit.

Een middeleeuwse geleerde, John Tetzes, schreef dat de klank van brons effectief was in het wegjagen van spoken. Zo effectief als hondengeblaf. Dat laatste is opmerkelijk, maar misschien waren honden in de Middeleeuwen beter toegerust om spoken te verjagen dan ze nu blijken te zijn.
Hoe dan ook: klokken zijn magisch, en het valt te betreuren dat we ze steeds minder horen.

OGEN

vertaald uit: Anthony de Mello, 'The Song of the Bird'

Een bevelhebber van bezettingstroepen zei tegen de burgemeester van een bergdorp, "we weten dat je een verrader herbergt. Als je hem niet uitlevert zullen we je het leven zuur maken met alle middelen waar we over beschikken."

Het was waar dat er in het dorp een man was ondergedoken die goed en onschuldig leek te zijn en geliefd was bij iedereen. Maar wat kon de burgemeester doen, nu het welzijn van het hele dorp op het spel stond?
Dagenlange discussies in de gemeenteraad leverden geen beslissing op. Dus nam de burgemeester ten einde raad contact op met de priester. Die ploos samen met de burgemeester de heilige boeken uit en kwam tenslotte met een tekst op de proppen die zei, "het is beter dat een enkel mens sterft als daarmee de natie gered kan worden."

Toen leverde de burgemeester de onschuldige man over aan de bezetter, en van ver waren diens kreten te horen toen hij gemarteld en gedood werd.

Twintig jaar later kwam er een profeet naar dat dorp, en die ging regelrecht naar de burgemeester, en zei "hoe heb je dat kunnen doen? Die man was door God gezonden om de redder te zijn van dit land. En jij leverde hem uit om gemarteld en gedood te worden."

"Maar wat heb ik dan fout gedaan?", smeekte de burgemeester. "De priester en ik hebben de Schriften onderzocht en we deden wat daar instond."

"Dat is waar je de fout inging", zei de profeet. "Je keek in de Schriften. Je had in zijn ogen moeten kijken. "

FLUIT

De klank van Instrumenten is deel van onze dagelijkse ervaring. Als we de radio aanzetten of een CD met onze favoriete muziek, dan horen we instrumenten, ook al vragen we ons niet altijd af welke dat zijn.
Aan muziek zit ook een esoterische kant, en zelfs individuele instrumenten kunnen zo'n andere kant hebben. Dat maakt het de moeite waard daar eens naar te kijken.
Neem nou de fluit. Misschien wel het meest universele instrument en ook het oudste, ontstaan toen men ergens in een grijs verleden ontdekte dat blazen door een rietje een toon gaf, en men daarmee de geluiden van vogels kon imiteren.
Fluiten bestaan in elke cultuur, en de vormen en materialen waarvan ze gemaakt zijn, zijn legio: riet, bamboe, hout, aardewerk, been, metaal en zelfs plastic.

Er is iets magisch aan een fluit. Misschien is het het ijle geluid van de dwarsfluit of het melancholieke geluid van de panfluit, of het vrolijke sprankelende geluid van de Ierse Tin Whistle dat ons aanspreekt, maar een fluit 'heeft iets'.
Zeker is dat de fluit een band heeft met goden, meditatie en de natuur. De Griekse god Pan wordt afgebeeld met de naar hem genoemde panfluit maar ook met een dwarsfluit, de god Krishna uit het Hindoeïsme is traditioneel een dwarsfluiter temidden van de natuur. Op afbeeldingen uit de Griekse, Romeinse en Etruskische Oudheid staan herders, fauns,en goden met een fluit afgebeeld en ook in Afrika vinden we natuurgoden die met de fluit de magie van vruchtbaarheid en voortpalnting symboliseren. In alle oorspronkelijke culturen spelen fluiten een rol in ceremonies zoals begrafenissen en inwijdingsriten. Soms worden mensen begraven met een fluit, zodat ook in de wereld hierna hun magische klank kan voortklinken. Bij sommige stammen in Azië wordt een fluit gezien als bezield, en wordt een fluit ingewijd met een offerritueel. Fluiten zijn bij uitstek instrumenten waarmee de natuur betoverd en de goden gediend en vermurwd kunnen worden. De oeroude indiaanse volksfiguur Kokopelli, vruchtbaarheidsgod en magische verleider speelt op een fluit.
Ook de traditionele slangenbezweerder maakt gebruik van een soort fluit om zijn magie aan mensen te verkopen, want de slang is doof.

Een ander gebruik van de fluit is ontstaan in Japan, in de 13de eeuw: een vorm van Zen-meditatie die SuiZen of SaiZen genoemd wordt: Blaasmeditatie.
De 'Shakuhachi', een lange fluit van hout met een bezield geluid werd gespeeld om de gewenste staat van inkeer te bereiken. Nu nog kan men in Japanse straten 'komuso' , fluitende monniken aantreffen met een strohoed die hun gezicht bedekt, spelend op hun shakuhachi, weg van de wereld, hopend op een kleine bijdrage.
Kan'ami Kyotsugu, een Komuso uit de 15de eeuw, schreef:

"Bij onze geboorte ontwaakten we
dromend in deze tussen-wereld.
Wat dan is de werkelijkheid?"


In onze westerse klassieke traditie is de fluit verbonden met Mozarts opera 'Die Zauberflöte' - de Toverfluit, waarin heel wat wordt gefloten. Deze mystieke opera vol Vrijmetselaarssymboliek is het onderwerp geweest van boeken en beschouwingen. Los daarvan is het gewoon een prachtige en speelse opera.
De Rattenvanger van Hamelen is een ander magisch voorbeeld. Kunt u zich die voorstellen met een accordeon? Of met een gitaar? Met een viool, dat zou kunnen, maar een fluit is toch wel het meest magisch, verleidelijk, 'otherworldly' en passend voor een man die honderden kinderen van hun huis weg moet lokken....

Er is een Joods Chassidisch verhaaltje over Grote Verzoendag in een Pools dorpje. De hele dag bidt de gemeente hartstochtelijk tot God, de voorzanger zingt of zijn leven er vanaf hangt, de rabbijn smeekt, maar de hemel gaat niet open om de gebeden te ontvangen. Dan is er een jongen, achterlijk en niet op de hoogte van de importantie van de rituelen. Die jongen kan zich niet meer bedwingen. Hij grijpt zijn herdersfluit en speelt een zuivere melodie.
De gemeente is geschokt. Op deze heilige dag kan het niet zo zijn dat een ongeletterde jongen de gang van zake ontwricht. Maar dan zegt de Rebbe: "De hemel is opengegaan, dankzij het spel van deze simpele herdersjongen heeft God onze gebeden ontvangen".

EEN SPIRITISTISCH GEVAL UIT 1873

In een Spiritual Magazine van 1873 staan natuurlijk geweldige verhalen van mensen die bijzondere dingen meemaakten. Hieronder een belevenis van rechter John Worth Edmonds (1816-1874), in later leven een bekend en actief Spiritualist, maar ten tijde van dit verhaal nog jong en met zichzelf overhoop.
Hij vertelt:

"Zo'n 20 jaar geleden was een vriend van mij in deze stad, vader van drie meisjes waarvan de oudste 14 was, doende met tafeldans en automatisch schrift. Hij nodigde mij uit om daarbij aanwezig te zijn. Die uitnodiging nam ik aan. Vanuit een onderzoekende geest, gescherpt in de praktijk als jurist, nam ik alles wat er gebeurde heel precies waar. Geconcentreerd volgde ik de gang van zake. Het schrijven verbaasde me.
Naast de eigen dochters was nog een vierde kind aanwezig, een meisje van 4 jaar dat onlangs haar moeder had verloren.. Een van de dochters merkte op: "misschien wil de kleine Mary's moeder haar een boodschap geven?"
Dat kwam mij voor als godslasterlijk, en een inbreuk op de integriteit van het kleine meisje dat nog nooit had geleerd een letter te schrijven.
Maar er werd besloten dat er een vraag zou gesteld worden aan de moeder van Mary. Wilde ze misschien communiceren?
De vraag werd met 'ja' beantwoord. Ik bedong dat men zou vragen wie de pen moest vasthouden. Het antwoord was "kleine Mary zelf" .
Ik stapelde muziekboeken in haar stoel, want het kind was te klein om over de tafel heen te kijken. Toen plaatste ik een pen in haar hand, waarbij ik haar liet zien hoe ze doe moest vasthouden. Het was waarschijnlijk de eerste keer dat ze een pen vasthield.
De oudste dochter liet weten dat Mary klaar was. Meteen begon haar handje te schrijven...met een keurig dameshandschrift. De boodschap was: "mijn lieve kleine dochter Mary, wees braaf. Bid tot je hemelse Vader, en eens zul je je moeder weer zien. Zij waakt over je en bidt voor je."

Dit schokte mij zo dat ik wegliep en niet meer terugging. Dit was verkeerd, daar was ik van overtuigd.
In de jaren daarna liet ik het onderwerp rusten en verbande het zelfs helemaal uit mijn gedachten, maar die zin die het kind schreef kon ik niet vergeten.
Negentien jaar later werd ik opnieuw gedreven naar deze dingen, en sindsdien heb ik veel interessante manifestaties meegemaakt in een spiritualistische kring waar ik mijn onderzoekingen voortzet. "

Een jaar later overleed Judge John Worth Edmonds, maar hij liet veel verslagen na van zijn spiritualistische avonturen.

DIMENSIE DIEPER

Wie het een en ander leest over de spiritualiteit van Afrika komt steeds meer tot de overtuiging dat onze cultuur en die van oorspronkelijk Afrika bijna onoverbrugbaar van elkaar zijn gescheiden. Ons idee dat 'primitieve' Afrikanen wel diep onder de indruk moeten zijn van onze westerse verworvenheden is misschien juist, maar op een andere manier dan we zouden verwachten. Een shaman die voor het eerste met een gebouw van vele verdiepingen werd geconfronteerd viel niet om van bewondering of verbazing. Hij keek er zwijgend naar en zei toen "de man die dat heeft bedacht had een probleem. "

Waar wij alles doen wat er in ons hoofd opkomt, zonder ons in de regel te bekommeren om de diepere, spirituele gevolgen van onze expansiedrift, is de aan zijn cultuur gebonden Afrikaan niet overtuigd dat verandering hem veel te bieden heeft. In westerse ogen lijkt alsof zo'n cultuur stagneert.
Het is de overtuiging van de traditionele Afrikaan dat ideeën die je krijgt niet uit je fantasie komen maar je worden ingegeven door de Spirit wereld. Zij beslissen wat de volgende stap zal zijn, en welke veranderingen er eventueel nodig zijn.
Trouw aan voorouders en traditionele leefwijzen doet de Afrikaan niet verlangen naar verandering en 'verbetering', maar zet hem aan tot een dieper begrip van een andere werkelijkheid.
Wat hij doet, of denkt te moeten ondernemen wordt eerst gecheckt met de voorouders en met de shaman of dorpsoudsten. Soms wordt divinatie noodzakelijk geacht om de wil van de Spirits te onderzoeken.
De geestenwereld is voor een traditionele Afrikaan geen abstract 'er is méér' idee, maar een levende werkelijkheid die het aardse bestaan tot in elke vezel doordringt.
De magie van het shamanisme is vele eeuwen als primitief bijgeloof gezien door westerse missionarissen, bestuurders en anthropologen, met het gevolg dat veel moderne Afrikanen er zelf ook zo tegenaan zijn gaan kijken. Aan de andere kant zijn magische praktijken steeds minder zichtbaar geworden, en rust er nog altijd, en terecht, een taboe op de onthulling van magische kennis.
Wat dat betreft is het in Afrika niet anders dan bij de mysterie-godsdiensten van de oudheid. Alleen wie waardig is of door de geesten daartoe uitverkoren, mag worden ingewijd in de diepere geheimen van andere dimensies.
Zo iemand is in staat om 'de deur te openen'.

Malidoma Somé , een man van de Dagara stam uit Burkina Faso, schrijft in 'The Healing Wisdom of Afrika' :
"Voor een healing ritueel moet de healing-energie door een 'toegang' van het spirituele wereld naar de fysieke wereld gebracht worden. Die 'opening' bevindt zich op een speciale plek in de natuur, een verbindingsplaats tussen deze en de andere wereld. Healers die in staat zijn die energie vanuit de Spiritwereld naar deze wereld te brengen worden 'Wachters van de Toegang' genoemd. Zo iemand is een tussenpersoon, een brug. Dat gaat verder als wat wij onder mediumschap verstaan. Zulke wachters zijn niet afhankelijk van de informatie die ze 'doorkrijgen' maar hebben zelf toegang tot het astrale gebied en kunnen de geestelijke oorzaken van een ziekte of een gebeurtenis daar traceren."

Dan vertelt Somé over zijn 12 jaar oude nichtje dat al een tijd last had van nachtmerries en soms van visioenen, waarvan de oorzaak niet duidelijk was. Somé neemt haar mee naar een healer. Die neemt hen mee naar een grot, die een van die natuurlijke toegangen tot de andere wereld is.
De healer verdwijnt in de stikdonkere grot, zonder licht mee te nemen. Als hij terugkomt speekt hij een gebed uit voor de opening, en op de achtergrond klinken geluiden, alsof er geantwoord wordt op de woorden van de healer.
Schimmen bewegen in een vaag licht dat in de diepte van de grot zichtbaar is.
"Ze zijn er", zegt de healer. "Je kunt naar binnen" . Somé, die zelf ook een healing nodig heeft, gaat als eerste de grot in. Een kleine vrouwelijke 'Kontomblé' , een natuurwezen,normaal onzichtbaar, komt hem glimlachend tegemoet, zegt iets tegen hem in een taal die hij niet verstaat. Ze geeft hem een pakje met een medicijn in zijn hand en lost op in het niets.
Dan gaat het meisje met knikkende knieën naar binnen. Somé hoort een schreeuw, maar voelt dat het okee is.
Als het kind naar buiten komt straalt ze. Ze zegt dat ze het volk heeft ontmoet dat ze in haar dromen en visioenen steeds heeft gezien.
Ze vertelt haar oom dat ze is meegenomen op de rug van een van hen naar een prachtig landschap, vliegend over heuvels en dalen. De Kontomblé hadden haar gezegd dat ze niet bang hoefde te zijn want hier hoorde ze thuis. Het was prachtig. Ze huilde van blijdschap. De anderen in de gemeenschap begrepen dat ze een bijzondere gift had gekregen en dat die in het dorp verder ontwikkeld moest worden, voor haar welzijn en voor het welzijn van de gemeenschap. Haar hallucinaties waren geen ziekteverschijnsel maar een boodschap van de geestelijke wereld die diende om haar op het spoor te zetten van haar speciale connectie met die wereld, en de toegang te openen.
Het belang van gemeenschap is een gegeven, en individueel handelen kan ernstige consequenties hebben, niet alleen in deze maar ook in de andere wereld.

Somé vraagt zich af of wij onze westerse psychiatrische stoornissen misschien ook in een ander licht zouden moeten zien, en of collectieve rituelen een toegang tot geestenwereld zouden kunnen openen die healing op een andere manier mogelijk maakt dan wij meestal bereid zijn te overwegen.

DE SUTRA'S

Tetzugen, een Zen monnik in Japan, besloot de Sutra's van Buddha die tot dan toe alleen in het Chinees beschikbaar waren, in het Japans uit te geven.
De boeken zouden als woodprint (met houten blokken) in 7000 exemplaren worden gedrukt. Dat was een immens karwei.
Tetsugen begon daarom geld in te zamelen voor dit plan, en hij reisde door het hele land. Een enkele keer kreeg hij goudstukken, maar meestal waren het maar kleine bedragen die hij ontving. Maar iedere donor werd met dezelfde hoffelijkheid bedankt.

Na 10 jaar had Tetsugen genoeg geld ingezameld om aan het werk te beginnen.
Maar net in die tijd was er een grote overstroming. Daarop volgde hongersnood.
Tetsugen nam het geld dat hij voor de boeken had gekregen om de slachtoffers te helpen.
Toen begon hij opnieuw geld in te zamelen voor het drukken van de Sutra's.

Een paar jaar later brak er een epidemie uit. En weer gaf Tetsugen al het geld weg om zijn volk te helpen.
Opnieuw ging hij het land in en vroeg hij de bevolking om bijdragen, en na 20 jaar werd zijn wens vervuld.
De blokken waarmee de boeken zijn gedrukt zijn nu te bezichtigen in een klooster in Kyoto.
De Japanners vertellen hun kinderen dat Tetsugen drie sets van de Sutra's maakte, en dat de eerste twee onzichtbare boeken de laatste zichtbare zelfs overtreffen.

CLOSE ENCOUNTER OF THE DOG KIND

Na alle akelige en aanhoudende gevallen van veeverminking en de verbanden die daarbij in de richting van UFOs wijzen, is het goed eens een hoopvoller geluid te horen.
Niet alle Aliens zijn hetzelfde. Er zijn ook mensen die van dieren houden, en mensen die ze mishandelen.
Dat is allicht in andere dimensies niet anders.

In FATE vind ik het verhaal van Mark, een man met een bordercollie, Charity.
Als ze het dier op een avond uitlaat en hem lekker de ruimte geeft, rolt de hond zich uitbundig in de bladeren van het herfstbos, naar de aard van honden.

De man bedenkt hoeveel werk hij weer zal hebben om de hond van alle bosaanhangsels te ontdoen en dat haar vacht te lang is. Ze moet nodig naar de trimsalon.
Charity is intussen opgestaan en kijkt naar de hemel. Er verschijnen lichten. Lawaai als van een helicopter. Maar die lichten veranderen, draaien rond in verschillende kleuren.
Charity zit als een wolf te huilen naar het onzichtbare vlieg-tuig waarvan alleen de steeds wisselende lichten te zien zijn maar dat zijn vorm niet verraadt.
Mark is nieuwsgierig. Hij vermoedt een UFO, en zoekt naar mede-getuigen. Maar zoals dat vaak het geval is, in geen velden of wegen iemand te zien.
Dan vraagt hij in gedachten of de UFO kan landen. Hij wil erin. Rondkijken. Lef heeft hij wel.
De Aliens lijken het gehoord te hebben.
Maar in plaats van een landing verschijnt er een straal die zich op Charity richt.
De hond verdwijnt, en de UFO ook.
Mark is in alle staten, en zoekt de omgeving af. Geen Charity.
Dan gaat hij naar huis om de politie te bellen. Of die er wat aan kan doen.
En daar vindt hij Charity. Op de bank in slaap. Met een geknipte en perfect gekamde vacht. Geurend naar hondenparfum.
Niemand om haar open te doen, en geen hondenluikje.
Muren en deuren houden Aliens niet tegen.

BEELDEN

In de tijd dat ik zelf poppen maakte heb ik gemerkt dat er aan 'beelden' meerdere kanten zitten. In de loop van het proces van het 'scheppen' kwam een pop tot leven, kreeg een naam, en werd een soort persoonlijkheid. Maar als er iets aan veranderd moest worden dan had ik te maken met de buigzaamheid van lasdraad, de eigenschappen van schuimplastic en de stugheid van papier maché. Een pop was zowel een uitdrukking van een plan, een verlengstuk van mijzelf, bijna iets levends, maar toch, altijd, een ding, zo dood als een pier, samengesteld uit levenloze materialen.

Misschien is het mede door m'n eigen ervaring dat ik steeds weer gefascineerd raak door wonderdoende beelden.
Een beeld is een beeld, hoe mooi ook gemaakt, en hoe bijzonder ook de kunstenaar. Een beeld van iemand, een uitdrukking, uniek en met liefde gemaakt of bij duizenden tegelijk gegoten; het blijft een beeld, en als het valt is het kapot.
Bij religieuze beelden ligt het anders dan bij de meeste seculiere.
Een beeld van Mao of Lenin mag dan een hoop patriotisme losmaken, een religieus beeld werkt op de ziel.
Niemand zal z'n zorgen aan een geharnaste held te paard toevertrouwen, maar een madonnabeeld, daarmee kunnen duizenden zich identificeren, hun zorgen bij neerleggen en hun geloof aan toevertrouwen.

Zo'n beeld wordt opgeladen. Zo'n beeld komt, tot op zekere hoogte, tot leven.
Hoe hard men ook mag roepen dat een beeld alleen een representatie van de godheid is en niet de godheid zelf, in het volksbewustzijn IS het beeld van Jezus Jezus zelf, op dat moment, want er is geen ander. Het oude beeld van Maria wordt aangekleed met liefde en zorg, en ze wordt in een processie rondgedragen, niet als een stuk gips maar als een hemelse figuur, afgedaald in ons midden.
We hebben allemaal een focus nodig om die onzichtbare en vaak onbereikbaar lijkende godheid tot menselijke proporties terug te brengen. Zodat hij aanspreekbaar wordt, dichterbij, intiem vertrouwd met onze zorgen.
De protestantse kerk heeft in dit opzicht de boot gemist, zich baserend op het verbod van Mozes om beelden te maken. De Israëlieten deden het toch, in die barre woestijn. Ze konden het niet laten.
'Afgoden' zijn vaak de enige goden die we hebben, en eigenlijk is dat prachtig, omdat het zo warm en menselijk is.

Maar dan zijn er die beelden die net iets méér zijn dan dat. Meer dan een brandpunt van devotie, meer dan een representatie van de godheid. En daarmee lopen werelden in het honderd en wordt het hek opengezet voor totale afwijzing, zowel als buitensporig geloof. Geen wonder dat de katholieke kerk het niet zo heeft op haar beelden als ze een eigen 'leven' gaan leiden, en dingen doen die voor beelden ongepast zijn. Wat moet je daarmee? Kardinalen kunnen er geen toestemming voor geven en ze kunnen het ook niet tegenhouden. Het gebeurt.
Een paar maanden geleden schreef ik al over Seton, USA, waar elke Maria in tranen was, en over Ballinspittle in Ierland, waar Maria knikte en haar handen van gips bewoog.
Zo zijn er nog een massa verhalen te vertellen, want de kerk is rijk aan 'levende' beelden en ikonen die verbijsterende dingen doen. Genezingen, psychologische en geloofswonderen, onverklaarbare gebeurtenissen.
Of het uiteindelijk wat met God te maken heeft weet ik niet, maar het heeft met mensen te maken. Iedereen die met Richard Dawkins vindt dat religie een slechte en misleidende zaak is heeft, vanuit historisch perspectief, allang gelijk gekregen.
Maar het menselijk hart, zo behoeftig aan wonderen, kan niet zonder.

ALWEER IEMAND

Gisteren kreeg ik het nieuwe nummer van Paranormal Magazine, een nogal nieuw tijdschrift met imposante medewerkers en een scala aan interessante onderwerpen. Kortom: een tijdschrift om in een comfortabele stoel mee af te reizen naar onbekende verten.
Maar een van de eerste dingen die ik las deed me vanuit dat gemak weer achter de computer springen.
Want Dr. Matthew Smith, een paranormaal onderzoeker die al 20 jaar bezig is, zegt hij, heeft een idee.
Hij trekt een jaar van z'n leven uit om zelf paranormale talenten te ontwikkelen.
Die hij nu, volgens eigen zeggen, niet heeft.
Dat is interessant. Talenten zijn, voor zover ik weet, aangeboren, en geen goed dat bij congenitale afwezigheid kan worden verkregen.
Smith, zoals hij zelf het beste weet, heeft al 20 jaar geleden besloten dat psi niet bestaat. Daar kan geen talent, al of niet aanwezig, tegenop.

Wanneer het hem lukt een medium of wat anders te worden zal hij zich, zegt hij, bij James Randi opgeven voor de $ 1.000.000 prijs, al sinds jaar en dag uitgeloofd voor wie aan goochelaar Randi kan bewijzen dat er zoiets bestaat als psi, in welke vorm dan ook.
Zoals de meesten allicht weten, zit die prijs met twee componentenlijm vastgeplakt in Randi's zakken, en het ziet er niet naar uit dat die ooit zal worden losgeweekt. Niet omdat de uitgedaagden zonder talenten zitten, maar omdat Randi de regels naar zijn hand kan zetten zo vaak en zo drastisch als hij wil.
Nou ja, breek me de bek niet open. Smith weet zijn kennissen wel te kiezen.

Een jaar om paranormale gaven te ontwikkelen.
Ik heb onmiddellijk besloten zelf een uitdaging aan te gaan: tussen vandaag en volgend jaar word ik concertpianist.
En ik ga nu oefenen.
Anders dan Smith heb ik al een muzikaal talent, maar mijn pianospel is roestig en niet indrukwekkend, maar toch. Misschien kan het bij nader inzien wel in een half jaar.
En als ik dan na dat halve jaar een prestigieuze prijs win, met uitnodigingen voor het Concertgebouw, dan heb ik bewezen dat muzikale talenten maakbaar zijn en concertpianisten bestaan.
Zo niet, dan is alweer gebleken dat niemand muzikaal is en dat de pianisten die we zien hologrammen zijn en hun muziek electronisch gegenereerd.
Jammer dat Randi geen prijzen uitlooft voor muzikanten.
Maar dan ...die zou ik toch niet krijgen.

zondag 5 september 2010

GENEZING

Van alle wonderen die zich overvloedig voordoen is het wonder van de onverklaarbare healing een van de meest intrigerende. Je hoeft niet naar Lourdes om daarmee in aanraking te komen. Elke cultuur kent ze, en gebruikt en respecteert zijn eigen goden en methoden.
Hoeveel is er op deze wereld waar we totaal niets van begrijpen? En hoeveel metafysische aspecten kunnen er misschien achter ziekten, gebreken, en psychische kwalen schuilen waar wij het bestaan niet van erkennen?
Neem nou een geval dat door Lyall Watson (1939-2008), bioloog en wereldreiziger beschreven wordt in zijn boek 'Beyond Supernature' .
Watson beschrijft hoe hij ergens in de 70er jaren een studie maakte van het gemeenschapsleven in de Cagayan Vallei in het Noordoosten van Luzon, het grootste eiland van de Philippijnen. Daar vond hij onderdak bij een vrouwelijke shaman en nam hij wekenlang deel aan het dagelijks leven en de rituelen.


Op een dag werd er een jongen van een jaar of tien bij de aniteras, de shaman gebracht.
Het kind had een uiterlijk dat door de westerse medische wetenschap niet verklaard kon worden.
Zijn rechterkant was volkomen normaal, maar vanaf de voorkant liep er een lijn precies over de helft van zijn lichaam. De linkerkant van de jongen was vreselijk om te zien: zijn arm zat onder de zweren, zijn been was een stuk te kort en zijn voet zo misvormd dat hij nauwelijks kon lopen, zijn linker gezichtshelft zag er uit als van een zieke tachtigjarige, zijn haar was rechts glanzend en gezond en links dof en levenloos en z'n tandvlees was opgetrokken waardoor zijn gebit er links uitzag als van een dier. Praten kon hij nauwelijks, en dan alleen door zijn rechter mondhoek.
De aniteras concludeerde dat het kind bezeten was. Die diagnose was zo goed als iedere andere, want er was geen redelijke verklaring voor de toestand van de jongen. Tot drie jaar geleden was hij een volkomen normaal kind geweest, tot het moment waarop zijn moeder, die hem bij de rechterhand hield, door een truck was gegrepen en overreden. De verminking van de moeder had het kind zo aangegrepen dat hij vanaf dat moment de onbegrijpelijke misvormingen had ontwikkeld waar hij nu aan leed.

Drie dagen lang werkte de aniteras aan het kind, met kruiden, ceremonies en invocaties. Het hielp niet.
De vierde avond zat iedereen om het kampvuur met de jongen in hun midden. Op een gegeven moment was alle aandacht op hem gericht, en de oude vrouw stond aan de rand van de cirkel. Ze wierp iets in het vuur dat groen opvlamde en riep luid en steeds woedender woorden naar de jongen.
Toen werd het doodstil.
Met een vreselijke kreet gooide het kind zichzelf op de grond en begon te stuiptrekken. Weer schreeuwde de vrouw, en weer krijste de jongen in een combinatie van pijn en woede. Dat duel van verbaal geweld ging enige tijd door, aanzwellend in heftigheid en stopte toen abrubt.
Het kind lag met zijn gezicht in de aarde. Niemand bewoog. Toen stapte de aniteras naar voren en tilde het kind zachtjes op en droeg het naar haar hut.

De volgende morgen was de jongen vroeg wakker en hielp hij de vrouwen met waterdragen.
Allebei zijn ogen waren helder. Die avond praatte hij normaal, en hij liep bijna zonder probleem.
Aan het eind van die week was hij niet meer te onderscheiden van elk ander gezond, actief en aantrekkelijk kind op de Philippijnen.

EL CRISTO DE MEDINACELI

Bron: Wilma Carroll in 'Exploring the Healing Miracle'

Ergens in een achterafstraat in Madrid staat een oude kerk.
Wie van plan is naar Madrid te gaan moet hem zeker bezoeken, want de kerk geeft onderdak aan een bijzonder beeld: El Cristo de Medinaceli.
Elke week op vrijdagavond staan mensen in lange rijen om de voeten van het 500 jaar oude beeld te kussen.
Een beeld met een rijke historie.
Ergens in de 17de eeuw maakten de Moren zich meester van het beeld en andere kerkelijke schatten. Ook namen ze een klooster vol monniken en een aantal burgers in gijzeling. De eis was een hoog bedrag aan puur goud.
Daar kon men niet aan voldoen, en dus startten de onderhandelingen die een jaar duurden. De mensen werden vrijgelaten, maar de religieuze voorwerpen bleven in handen van de Moren en werden meegenomen naar Marokko. Om die heiligheden terug te krijgen werd de kerk gesommeerd hun gewicht in goud te betalen. Daarmee werd uiteindelijk ingestemd, en het wegen zou plaatsvinden op het centrale plein van Rabat.


Een grote weegschaal werd opgesteld. El Cristo de Medinaceli was de eerste die zou worden gewogen. Men hield het gelovige hart vast, want het 2 meter hoge beeld was van massief ebbenhout en woog een fortuin.
Maar, o wonder, toen het beeld op de schaal was getild bleek het lichter dan een veertje.
De Moren waren in paniek. Ze zagen af van de transactie en besloten het beeld en alle andere voorwerpen te verbranden. Maar die nacht werd de stad getroffen door een geheimzinnige ziekte waardoor honderden mensen stierven. Dat was de dieven teveel, en alle kerkelijke eigendommen werden onverwijld teruggegeven aan Spanje.
Om die heugelijke gebeurtenis te vieren werden de geretourneerde voorwerpen in een triomfantelijke processie door de straten van Madrid gedragen, met El Cristo voorop.
Volgens kronieken uit die dagen was de verwelkoming van de bevolking zo roerend dat het Christusbeeld tranen vergoot, en velen in het publiek werden genezen van ziekten en gebreken.

Daarmee begon de roemrijke carrière van El Cristo de Medinaceli.
De schrijfster van het artikel was in Madrid op een koude dag in februari, en meer uit nieuwsgierigheid dan uit devotie sloot ze zich aan bij de wachtenden.
Tien dagen eerder had ze bij het ijs-skaten de banden van haar linker voet gescheurd en de tot de omvang van een meloen opgezwollen enkel was deskundig en voor weken in het gips gezet.
Wilma betrad daarom de duistere kerk op krukken, temidden van biddende mensen, waarvan sommigen het in de verte zichtbare beeld op de knieën naderden.
Ze kende de geschiedenis van het beeld, maar geloofde niet in wonderen. Een beeld is tenslotte een beeld.
Maar zodra ze het beeld naderde werd ze gevangen in de uitstraling van de in purper geklede El Cristo, die een sterk magnetisch veld om zich heen had. Wilma kon haar ogen er niet van afhouden. Er scheen licht om El Cristo heen te hangen en ze nam een gouden halo waar. Even leek het haar of het beeld ademde.
Dit beeld was meer dan een beeld.
Toen het haar beurt was om de voeten van de Christusfiguur te kussen besteeg Wilma de treden van de trap en viel op haar knieën. Ze kon niet anders.
Min of meer beschaamd kwam ze overeind en verliet haastig de kerk, zich intussen vaag bewust dat haar voet in het gips anders aanvoelde.

Die nacht kon Wilma niet slapen. Het gips irriteerde haar en jeukte vreselijk.
De volgende dag spoedde ze zich naar het ziekenhuis om zich ander gips te laten aanmeten, iets wat comfortabeler zat.
Zodra het gips was opengezaagd hoorde Wilma uitroepen van verbazing, en doktoren en verpleging kwamen aangesneld. Haar enkel bleek volkomen normaal. Nergens pijn, goede flexibiliteit: als nieuw.

Wilma ging terug naar de kerk om nogmaals het beeld van El Cristo in zich op te nemen. Ze checkte de lichtval, maar de aura die ze de vorige dag had gezien kwam werkelijk van het beeld, en niet van de verlichting.
Ook had ze nog steeds de indruk dat het houten beeld werkelijk ademde.
Rondvragend naar andere genezingen bleek haar dat de kerk daar liever geen aandacht aan besteedt. Toen ze de priester wilde vertellen wat haar overkomen was, luisterde die nauwelijks, en gaf geen commentaar. Ook de kerkgangers schenen niet bereid om er over te praten.

Wilma besluit haar verhaal met de notie dat zulke wonderen, hoewel voor ons totaal onverklaarbaar, veroorzaakt worden in het astrale gebied, en vervolgens in het fysieke veranderingen kunnen veroorzaken.
Allemaal goed en wel, maar dat verklaart niet een ademend beeld of een aura die krachtig en voelbaar is.
Een beeld is tenslotte een beeld...niet dan?

INSPIRATIE

bron: Peter Underwood in 'Two Worlds' jan 2002

De voorbeelden van kunstenaars die het gevoel hadden overschaduwd te worden terwijl ze schreven, componeerden of schilderden zijn talrijk, hoewel de meesten het niet in de spiritualistische zin geduid hebben. Zij noemden het 'inspiratie' , en accepteerden het als een kadootje horend bij het kunstenaarschap.

In 'Two Worlds' , een engels spiritualistisch maandblad, vond ik een paar verbluffende voorbeelden.

Het was eind augustus 1741. In zijn huis in London maakte Georg Friedrich Händel (1685-1759) aanstalte om met het componeren van de 'Messiah' te beginnen.
Ongelofelijk: hij voltooide het eerste deel in een week, het tweede in negen dagen, het derde in zes dagen. De instrumentatie vulde hij in in twee dagen. De hele Messiah, een enorm muziekstuk, was ontstaan in niet meer dan 24 dagen. Daarmee heeft het misschien een record gebroken in de geschiedenis van het klassieke componeren.
In die paar weken was Händel compleet van de wereld. Zelf geloofde hij 'in de aanwezigheid van God' geweest te zijn. In een soort trance toestand voltooide hij het werk. hij kwam het huis niet uit. Zijn huisbediende bracht hem eten en drinken maar vond vaak het voedsel onaangeroerd.
Toen Händel het tweede gedeelte had voltooid met het beroemde Hallelujah koor , vond zijn bediende hem in tranen. "Ik denk dat ik de hemel heb gezien!" riep hij.
Legende of werkelijkheid - gedurende deze opmerkelijke maand was Handel onder invloed van iets wat niet van deze wereld was. Hoewel hij nog heel veel zou componeren, heeft die emotionele toestand van inspiratie zich nooit meer herhaald.

De Italiaan Niccolo Paganini (1782 - 1840) was een geval apart. Iedereen was het erover eens dat hij de beste violist was die de wereld ooit had gekend. Paganini had extreem lange en lenige vingers waardoor hij een fabelachtige techniek kon ontwikkelen. Maar zijn spel was ongehoord geïnspireerd en had een hypnotiserend effect.
Natuurlijk werd Paganini's talent 'verklaard' door de invloed van duistere machten, en sommigen meenden de duvel in eigen persoon achter hem te zien.
Zijn donkere spichtige uiterlijk deed zijn reputatie wat dat betreft geen goed.
De kerk in haar oneindige wijsheid besloot dan ook hem in ongewijde grond te begraven.
Na een petitie aan de paus werd dat foutje 36 jaar later rechtgezet.
Het verhaal gaat dat in 1947, toen er een film werd gemaakt over Paganini's leven, de man die de violist vertolkte, Renato Barbieri, zich opmaakte om de 'heksendans' te spelen. Maar een stem uit het niets riep bij de openingsmaten: "Sono Paganini!" (Ik ben Paganini!) . De opname werd gestopt iedereen had de stem gehoord. Na een ogenblik van verwarring werd opnieuw het stuk ingezet en deze keer kon de violist het uitspelen. Maar bij het verklinken van de laatste noten klonk de spookstem nochmaals..."Bravo, bravo...ach..mijn heksen, mijn heksen...."

Maar we hoeven niet zo ver in het verleden te duiken. Ook in onze tijd is de muze actief, veel vaker dan we denken.
Maar de meeste mensen zullen er niet over praten, omdat het zo zweverig klinkt.

Paul McCartney zei eens in een interview dat zijn mooiste melodiën uit het niets schenen op te duiken. Ook de woorden kwamen soms onbedacht in zijn hoofd op. "Ik heb het nooit kunnen verklaren", zei Paul, het komt gewoon ergens vandaan maar ik heb niet het gevoel dat ik daar iets mee te maken heb: het is er opeens. Iets magisch..., alsof ik tap uit een reservoir dat ergens aanwezig is....."


Als we boodschappen uit het leven hierna kunnen ontvangen, waarom dan geen inspiratie?
Moeten we per se mediamiek begaafd zijn om iets 'ingefluisterd'te krijgen? Ik denk het niet. Sterker nog: de meeste creatieve mensen kennen de ervaring van inspiratie die uit het niets schijnt te komen. Alleen duiden we het meestal niet zo. De muze werkt subtiel en achter de schermen.

PSYCHOMANTEUM

Om te begrijpen wat een Psychomanteum is moeten we terug naar de Griekse beschaving.
Telkens wanneer de Grieken voor moeilijke beslissingen stonden, raadpleegden ze een orakel. Het bekendste daarvan was het oracle van Delphi, waar een vrouw, de Pythia, boven kwalijke vulkanische zwaveldampen zat en in benevelde toestand haar door geesten geinspireerde voorspellingen doorgaf. Een ongezonde baan.
Enig in zijn soort was het Necromanteion, het orakel van de doden, in Ephyra, waarvan door Plato gewag wordt gemaakt in ' De Republiek'.
Was dit de plek waar Orpheus op zoek ging naar zijn geliefde Euridice?
Ook nu nog moeilijk bereikbaar, moet het in de Oudheid een hele onderneming geweest zijn om er te komen. Maar voor de ernstige zoeker naar 'geestelijke' leiding verhoogde dat waarschijnlijk de anticipatie. Het orakel lag eeuwen verborgen onder de aarde. Enige jaren geleden is men met de opgravingen begonnen en nu wordt het labyrint langzaam blootgelegd. Het dak is er niet meer, maar de kamers van de priesters en de slaapvertrekken van de pelgrims die hier 2000 jaar geleden een maand lang verbleven, zijn niet moeilijk te vinden.
Wie zijn doden wilde horen spreken verbleef hier in duisternis en stilte, onder de grond, en alleen met zijn gedachten en verlangen.
Na weken van geestelijke en lichamelijke voorbereiding en dwalen door het doolhof, symbolisch voor het onderbewuste, werd de pelgrim tenslotte door priesters geleid naar de grootste ruimte van het Necromanteion, verlicht met toortsen, met in het midden een koperen bassin water. De zoeker was nu gereed om in dat spiegelende oppervlak geesten op te roepen en met hen te spreken. Wat hij daar vernam mocht hij onder geen voorwaarde onthullen.

Raymond Moody, de psychiater die wereldbekendheid heeft gekregen met zijn eerste boek 'Life after Life', over Bijna Dood Ervaringen, stuitte in 1987 op een serieus boek over 'crystal gazing' ; het gebruik van glanzende oppervlakken voor het stimuleren van visioenen en de technieken die daar door de eeuwen heen voor ontwikkeld zijn. Al lezend realiseerde hij zich dat in dit door de wetenschap onontgonnen gebied een weelde aan informatie schuilt over de
werking van de menselijke geest, en haar vermogen met andere werkelijkheden contact te maken.

Door zijn relaties met mensen voor wie de dood en wat daarna komt een grote en levensveranderende rol speelde, was Moody geinteresseerd in technieken die ook in deze tijd dat wonderlijke schemergebied van de geest kunnen ontsluiten, en misschien mensen kan helpen hun verdriet om hun overleden dierbaren te verwerken.
Aan de hand van beschrijvingen van het Griekse Necromanteion ontwikkelde Moody zijn eigen ' Psychomanteum', in z'n eigen huis. Hij creërde een kleine met zwarte gordijnen afgesloten ruimte, met centraal een grote spiegel, die zo was opgehangen dat hij de bezoeker niet kon weerspiegelen. Voor de spiegel zette hij een makkelijke fauteuil.
De ruimte is flauw verlicht met een kleine lamp die achter de fauteuil is opgesteld.

In het begin was het een experiment. Gaandeweg ontwikkelde Moody een soort moderne equivalent van de geestelijke en lichamelijke pelgrimage uit de Oudheid, alleen is de preparatie nu een dag, ipv een maand.
De voorbereiding van de kandidaat bestaat uit o.a. een gesprek en een wandeling met Moody. Die staan in het teken van herinneringen aan de overledene. Door de zoeker uitgebreid te laten vertellen, krijgt degene die hij die avond in het Psychomanteum wil ontmoeten steeds meer vorm in diens beleving. Daarnaast kan hij fotoalbums bekijken of zich verdiepen in voorwerpen die betekenis hebben in verband met de overledene.
Zijn 'pelgrimstocht' naar het eigenlijke psychomanteum, waar hij pas in de schemering zal plaatsnemen, gaat door een wonderlijke mengelmoes van impressies, waar elke logica aan ontbreekt. Kunst afgewisseld met stripfiguren,
muziek en activiteiten die de zintuigen prikkelen, en de hersens in een ontvankelijke, niet rationele toestand brengen. Een verwarrende ervaring, waarbij de kandidaat gaandeweg zijn houvast aan de realiteit kwijtraakt.
Na een lichte maaltijd, als de schemering intreedt, gaat de zoeker naar boven, waar hij in de fauteuil plaatsneemt en de gordijnen sluit.

Vanaf dat moment is hij alleen.
Maar niet voor lang. In de meeste gevallen heeft er inderdaad een of andere vorm van ontmoeting plaats. Die kondigt zich aan wanneer de spiegel troebel lijkt te worden, en de kandidaat in een veranderde bewustzijnstoestand open staat voor visioenen. Bij iedereen anders. Sommigen zien niets maar horen des te meer, anderen berichten dat ze het gevoel hebben in de spiegel te stappen als Alice in Wonderland, of de overledene komt zelf 3-dimensionaal uit de spiegel. Soms is er dan een gesprek, en zelfs aanraking mogelijk. Het komt ook regelmatig voor dat er in het Psychomanteum niets gebeurt, maar dat de kandidaat later in z'n eigen huis verschijningen ziet.
Wat er ook gebeurt, voor de betreffende persoon is de ervaring altijd indrukwekkend en onvergetelijk, en soms kan er iets worden afgemaakt dat door de dood ontijdig was afgebroken.

JACHID EN JECHIDA

Jachid en Jechida is een mooi en tamelijk bizar verhaal van Isaac Bashevis Singer (1902-1991), een Pools Joodse Amerikaan die de OostEuropees- joodse cultuur, verhalen en legenden tot leven heeft gebracht in een groot oeuvre, waarvan het meeste in het Nederlands is vertaald. Singer is altijd in het Jiddish, zijn moedertaal, blijven schrijven.
Reïncarnatie is in het meer mystieke Jodendom een leerstuk dat algemeen aanvaard is.
Veel volksverhalen zijn erop gebaseerd.

In 'Tales of Wisdom' , een boek met parabels van diverse auteurs, kwam ik 'Jachid en Jechida' weer tegen, een verhaal dat je qua inhoud een 'spiritualistische fabel' zou kunnen noemen, ook al zijn de beelden wat grimmiger dan we gewend zijn.
Ik kan niet laten het hier verkort weer te geven, want het is te lang om het helemaal te vertalen.

Zielen in de hemel worden soms geplaagd door vragen waar ze geen antwoord op krijgen.
Als ze te lang tegen engelen en leringen aan blijven schoppen dan worden ze in een 'gevangenis' gezetin afwachting van hun reïncarnatie: zulke zielen hebben duidelijk nog een les te leren.
Het verhaal vangt aan bij de miserabele toestand van het engeltje Jechida, die zo gevangen zit in jaloezie rond haar partner en mede-ziel Jachid, dat ze het gestelijke sppor is bijster geraakt. Jechid heeft haar zijn eigengereide wijsheden in het oor gefluisterd: de hemel is waardeloos, zielen worden niet geschapen en je moet niet geloven wat je verteld wordt.
Die raad heeft Jechida zich ter harte genomen.
Haar vleugels zijn afgeknipt, en ze kan niet langer de Muziek der Sferen horen.
Bovendien is ze er van overtuigd dat haar nu het absolute einde wacht, want de plek waar ze heen gaat is levenloos.
Akelige verhalen doen de ronde over een plaats die aarde heet en waar de afvallige zielen een vreselijk en vleselijk lijden wacht, dat nergens goed voor is, want dood is dood.
Dumah, de engel des doods probeert Jechida nog wat hoop mee te geven, en vertelt haar dat de meeste doden daar beneden helemaal niet blij zijn om uit hun lijden verlost te werden. Sterker nog: de meerderheid wil het dode bestaan zo lang mogelijk rekken.
Jechida beschuldigt de engel van leugens en verwijst iedere troost en hoop resoluut naar het land der fabelen.
Maar Dumah heeft een opdracht, en die is dat hij de ten dode opgeschreven ziel moet waarschuwen voor het overtreden van het Eerste Gebod, en Jechida ontvangt op de laatste nipper een les in Goed en Kwaad en Vrije Keuze.
Dan is het zover, en Jechida komt in een baarmoeder terecht.
En leidt een normaal leven, ergens in Amerika.
En wil zelf kinderen.
Dan ontmoet ze een ander 'lijk' , en dat klikt met gemak. Singer schrijft: "een paar minuten keken de twee lijken elkaar aan, denkend dat ze konden zien, maar alle lijken zijn natuurlijk blind."
De naam van de dode is Jachid, wat ze aanzien voor toeval.
Na wat heen en weer gepraat weet Jechida dat ze bestemd zijn om naar bed te gaan met elkaar en "een graf te bereiden voor een nieuwe dode."
"Waar heb ik hem eerder gezien?" vraagt Jechida zich af. Maar Jachid is niet gevoelig voor zulke mijmeringen, en komt met psychologische verklaringen.
Jechida begint over een mogelijke andere wereld. Jachid komt met hersenspinsels en een materialistisch wereldbeeld.
In een rijtuig op weg naar huis droomt Jechida weg, weg van de aarde, en komt in de hemel terecht. Ze herkent haar vrienden, haar familie, haar leraren, en ze ziet Jachid. En voor het eerst beseffen ze dat er een doel is in de Schepping, dat God bestaat en dat alles deel uitmaakt van Zijn plan.
Jachid en Jechida komen langs een hemelse gevangenis en zien daar een veroordeelde ziel die is veroordeeld tot de aardse dood.
Jechida weet dat die ziel hun dochter zal worden, en vlak voor ze wakker wordt hoort ze een stem: "Het graf en de grafdelver hebben elkaar ontmoet. De begrafenis zal vannacht plaatsvinden."

MOEDER AARDE

Een fragmentje uit het boek 'Lightningbolt' dat gaat over een jongen van Sioux-Cheyenne-blanke afkomst die in de leer gaat bij de vrouwelijke shaman Estcheemah en toegroeit naar zijn uiteindelijke inwijding.
Estcheema zegt:

"Wij mensen zijn spirits die in een lichaam zijn geboren. Iedereen leeft zijn leven, heeft ervaringen en dan sterft hij. Als mensen sterven, keren ze terug naar Spirit. De dood is de deur terug naar Spirit.
Mensen zijn bang voor de dood, en die angst wordt gebruikt door degenen die er belang bij hebben mensen onder controle te houden.
Maar mensen zijn ook bang voor het leven. Het religieuze idee dat ons voorhoudt dat hier op Moeder Aarde geboren worden onwenselijk is, dat is waar de misvattingen vandaan komen.
Het is dom en gevaarlijk om het Leven, de Heilige Moeder te wantrouwen. Geboren worden is de grootste gift.
Wanneer geloof groter wordt dan Leven en meer gezaghebbend dan mensenlijke behoeften, gebeuren er vreselijke dingen. Dat is de les van de geschiedenis.
Lightningbolt, het doet er niet toe welke religieuze authoriteit claimt de vertegenwoordiger te zijn van wat de Schepping te zeggen heeft. Het effect is hetzelfde.
Wie stuurt die mensen? Niemand. De oude religieuze organisaties werken nooit direct. Ze hebben hun eigen instituten en mensen die ze kunnen manipuleren. Alleen als de politiek van religieuze organisaties regelrecht in conflict komt met de politiek van een land, worden hun acties opgemerkt.
Daarom, Lightningbolt, wees nooit afhankelijk van mensen of organisaties om je te vertellen wie je bent, of wie Moeder Aarde is. Leef je eigen leven. Denk je eigen gedachten. Die zijn goed, en ze zijn je eigendom.
Geloof je dat Moeder Aarde dood is, Lightningbolt? "
"Absoluut niet! "antwoordde hij.
"De Aarde leeft, en geeft leven aan alles wat op aarde geboren wordt" zei Estcheema.

STENEN GIETEN

Na alle theorieën over de bouw van de piramiden, de steenhouwers, de sleepkabels, de steigers in en buiten de piramide van Cheops en zijn kleinere broertjes, was er niet zo lang geleden een franse wetenschapper, Joseph Davidovits, die op goed onderbouwde gronden een nieuwe theorie de wereld instuurde: de enorme blokken van de piramiden zijn niet gehakt en gesleept maar ter plaatse gegoten.
Dat scheelde een hoop gedoe, en zou bovendien een hoop verklaren.
De controverse raast voort. Op de een of andere manier neemt de giet-hypothese iets weg van de romantiek van die raadselachtige oude Egyptenaren, als die het tenminste geweest zijn die de piramides bouwden.

Stonehenge is ook zoiets. Hoe kregen ze die stenen versleept, en waarom, en bovenal: wie deden het.
Ook rond Stonehenge is de strijd nog volop gaande. Aan theorieën heeft het nooit ontbroken.
Dat men wonderwel in staat was om stenen uit rotsen te hakken en te verslepen wordt ook op Rapa Nui - beter bekend als Paaseiland bewezen, waar sommige 'Moai' nog in half afgemaakte toestand in de steengroeven liggen.

Hoe het ook zij, de theorie van het ter plekke vervaardigen is minder modern dan we allicht denken.
In 'Gentleman's Magazine', een toonaangevend blad van een paar eeuwen geleden, viel m'n oog op een strijd tussen twee wetenschappers die elkaar de ultieme theorie over Stonehenge uit handen willen slaan. De een, een Dr Shukely, is zeker van de hak-hypothese, de ander, Dr. Benjamin Martin, verdedigt de hypothese dat de stenen van Stonehenge zijn 'gemaakt van een soort cement', in locu .
De schrijver van het artikel uit 1774 heeft geen goed woord over voor de heer Martin, die bovendien beweert dat Stonehenge nooit een echte tempel is geweest, omdat het monument nooit is afgekomen.

Voor zover ik weet is de cement-gedachte bij onderzoekers van Stonehenge in deze tijd nooit opgekomen.
Maar het 18de eeuwse idee leek me origineel genoeg om hier even aandacht aan te besteden.

TELEFOON

Mobiel of via een vaste lijn, dat maakt niet uit. Mensen die graag bellen maken er gebruik van, ook na hun dood.
Hier een paar recente gevallen.

Op 12 september 2008 ramde een passagierstrein ergens in Amerika een goederentrein. 24 mensen kwamen om en 150 werden gewond.
Een van de doden was Charles Peck, die onmiddellijk overleden moest zijn, gezien z'n verwondingen. Toch kreeg zijn familie na zijn dood nog 35 x telefoon vanaf zijn mobiel, naar verschillende adressen. Wie terugbelde kreeg alleen geruis. Er werd niets gezegd, maar uit zichzelf kon die telefoon, diep verborgen in de wrakstukken, niet gaan bellen.

Mark Prebost werd 93. Op een koude dag in oktober stierf hij na een lang ziekbed. Zijn dochter Margie, ook al oud, troostte zich met het idee dat hij niet meer hoefde te lijden, ook al geloofde ze niet in een leven na de dood.
Na de begrafenis waren de weinige nog overgebleven familieleden en vrienden bij elkaar. Die avond ging de telefoon verschillende keren. De dochter zag dat ze uit het huis van haar vader kwamen, maar daar was niemand en zij was de enige die een sleutel had.

Ze besloot het antwoordapparaat aan te zetten. Daarop stond de stem van haar vader: "Het is okee, Margie, je moeder is bij me, alles is goed."

Lisa was een tiener die jaren vocht tegen leukemie. Haar moeder was een paar jaar eerder omgekomen bij een verkeersongeluk. Zowel Lisa als haar vader waren het verdriet nooit teboven gekomen, en nu hadden ze haar meer dan ooit nodig. Het liep af met Lisa. Haar vader zat aan haar bed, samen met een verpleegster.
De telefoon ging, en Lisa's vader liep de kamer uit om hem op te nemen.
Op het scherm zag hij het nummer van hun oude huis van 5 jaar gelden, een lijn die allang niet meer bestond.
Maar een zachte stem zei: "ze zal veilig zijn bij mij". De vader wist dat hij zijn vrouw had gehoord.
Enkele ogenblikken later stierf Lisa.

URI

Om de zoveel tijd duikt hij op: Uri Geller, het fenomeen uit onze jeugd of van voor onze tijd, nu zelf een zestiger met volwassen kinderen.
Publiciteitsbeest als hij is, zoekt hij steeds, lijkt het, weer een excuus om de belangstelling rond zijn persoon en zijn talenten opnieuw te doen opvlammen. Onlangs twee seizoenen op de nederlandse televisie.
Wie hem nog niet kende kreeg ruimschoots gelegenheid.

Uri Geller. De Israeli die als kind door een straal van omhoog werd getroffen, opgroeide in een gebroken gezin, een deel van z'n jeugd op Cyprus woonde met als enige vriend z'n hond, in Israel z'n vrienden verbaasde met z'n 'kunstjes', vocht in het Israelische leger, en in handen
viel van de omstreden medicus Andrija Puharich.

Tien jaar lang was Geller met frisse tegenzin proefkonijn in laboratoria. Hij boog duizenden stukken bestek en liet horloges weer lopen. Daarmee werd hij wereldberoemd en zijn aangeboren liefde voor show bracht hem in contact met wetenschappers en sterren van formaat. Wat niet wegneemt dat hij nog altijd met satanisch fanatisme verguisd wordt door zijn schaduw en kwelgeest James Randi en diens trouwe vazallen.

Uri Geller. Ik hou van die man, zoals iedereen van hem zou kunnen gaan houden die zoals ik ongeveer alles over en van hem heeft gelezen. Zijn leven is symbolisch voor het lot van de parapsychologie en van mensen met bijzondere gaven: het fascineert, maar nooit genoeg om onderzoek te financieren, of begaafde mensen de onomstreden status te verlenen waar ze op grond van hun verdiensten recht op hebben.


Twee jaar geleden heb ik in Amsterdam een voorstelling van hem meegemaakt. Ik zat vooraan, naast de televisiecamera en geregeld waren Uri's handen vlak onder m'n neus. Zoals toen hij een zakje droge zaadjes openmaakte en er een paar op z'n hand schudde. Nadat hij zich een halve minuut geconcentreerd had, zag ik worteltjes uit de zaadjes komen, en in de palm van zijn hand groeien tot ongeveer een centimeter lengte.
Van sommige Indiase Yogi's wordt verteld dat ze in staat zijn in enkele uren een boom uit een zaadje te laten groeien. In dit geval was het een worteltje, maar dat is wat mij betreft al wonder genoeg. Uri experimenteert principieel niet met levende dingen, en dit was wat hem betrof zo ver als hij wilde gaan.
Ik geloof hem. In zijn leven zit veel samenhang. Hij is een ethisch mens. Toen de FBI hem ooit wilde inzetten om iemand een hartverlamming te bezorgen heeft hij geweigerd, hoewel het hem veel geld had opgeleverd en zulke misdaden niet te bewijzen zijn.

Naar aanleiding van die avond in Amsterdam maar vooral om wat ik van hem had gelezen, schreef ik hem een lange brief. Dat doe ik vaker, mensen per email laten weten waarom ze me geraakt hebben. En Uri raakte me. Zijn boeken en mijn eigen kennis van en liefde voor de joodse cultuur gaven genoeg aanknopingspunten.
Een kwartier nadat de email was verstuurd kreeg ik een mailtje terug: geef me je telefoonnr, dan bel ik je. Natuurlijk viel ik zowat van m'n krukje. Het was geen gebedsverhoring, want aan die mogelijkheid had ik zelfs niet gedacht.
M'n nummer heeft hij gekregen. Tien minuten later belde hij uit Engeland. Dat hij even persoonlijk wilde laten weten hoe mijn brief hem getroffen had, en dat hij me daarvoor wilde bedanken. Dat hij het jammer vond dat we elkaar die avond niet hadden gesproken, en dat hij hoopte dat dat in de toekomst nog eens zou gebeuren. En verder nog wat 'small talk'. Niks bijzonders, en toch heel bijzonder.

Uri Geller de entertainer. Uri Geller de mysticus. Een man met een diep geloof en een groot hart. Kanten die op de Nederlandse televisie niet aan de orde zullen komen, maar waar hij over heeft geschreven in 'Unorthodox Encounters' en heel ontroerend in z'n correspondentie met Rabbi Shmuley Boteach, vastgelegd in 'the Psychic and the Rabbi' , vertaald in: "Wijsheid tussen hoop en vrees" (Servire '99). Een boek om naar uit te kijken, het is niet moeilijk te vinden..
Ik kan alleen maar hopen dat de God van Israel Zijn hand beschermend boven Uri Geller zal uitstrekken.